Er zijn zo van die dagen dat je beter niet uit het huis komt, je je best ergens neerploft en vooral nergens aan komt.
Dit was absoluut zo eentje.

Ik ging met de kindjes naar de winkel in Wanaka. Tegen dat ik daar was, bleek een straat waarlangs ik moest rijden, afgesloten. Jammer, maar daar was ik nog op voorbereid: ik had mijn GSM reeds als copiloot ingesteld. Dat ging goed.

Vervolgens bleek er een of ander evenement aan de gang in Wanaka: het was pokkedruk op de baan. Op zich geen probleem, ik was bijna aan de ingang van de parking. Oeps, weg geblokkeerd door een file. Geen probleem, in Belgie laat iemand je wel de straat oversteken om de parking op te rijden.

Hier reed de auto – een toerist uiteraard – het gaatje zo snel mogelijk dicht zodat ik de parking niet kon oprijden. En dan angstvallig vooral niet mijn richting uitkijken. Zo gaat dat dan. De auto erachter was al naarstig aan het zwaaien en teken doen. Die zou mij wel laten passeren.

Dat was echter buiten de waard gerekend: ook hij – een oudere meneer – reed het gaatje meteen dicht. Wat was dat hier allemaal. Vervolgens draaide hij wel zijn raampje open en vertelde mij dat er geen mobilhomes op de parking waren toegelaten. En inderdaad, nu de file wat openging kon ik een piepklein bordje zien met daarop een afbeelding van een mobilhome en een rode streep erover. Hmm, niet welkom op de parking van de winkel. Gelukkig was ernaast nog een grote parking. Ik leek geluk te hebben: er reed er net eentje weg. Ik volg uiteraard braafjes de pijlen van hoe je verondersteld wordt te rijden. Tegen dat ik aan de parkeerplaats ben – uiteraard de enige op gans parking; er was nog iets te doen, weet je wel – rijdt er een wagen pal voor mij de parkeerplaats op vanuit een richting dat hij niet zou mogen komen. Lap.

Dan maar parking terug afgereden op zoek naar een andere plaats. Normaal zou ik nu de aftocht geblazen hebben – mijn humeur zat al onder het vriespunt – ware het niet dat we absoluut brood en melk nodig hadden. Een paar rondjes dan maar. Yep, uiteindelijk had ik geluk: een plaatsje gevonden waar ik 30 minuten mocht staan. 30 minuten, dat haal ik nooit; normaal heb ik een uurtje nodig met de 2 kindjes. Maar het kon me allemaal niet meer zo veel schelen.

Op naar de winkel. Ook daar was het verschrikkelijk druk. Het leek wel een zaterdag in de Colruyt: je kon geen meter stappen zonder tegen iemand aan te lopen of zonder dat iemand je de weg aan het versperren was. Hatelijk. En de winkelbediendes deden ook flink hun best om overal in de weg te gaan staan. Al bij al nog vrij vlot door de winkel geraakt met de kindjes. Op naar de kassa.

De wachtrij viel – zoals steeds hier – goed mee: ik kon meteen alles op de band beginnen plaatsen. Alles in zakjes steken. Klaar. Nu enkel nog betalen.

Je raadt het al: net nu, net die ene keer dat Bert er niet bij is, weigert mijn kaart dienst. 2 keer geprobeerd, maar ze deed niets. Zonder duidelijke foutenboodschap. Ja mevrouw, deze kaart heeft al gewerkt in jullie winkelketen. Nee mevrouw, dit is de eerste keer dat ze dienst weigert in Nieuw-Zeeland.

Daar sta ik dan met mijn volle kar en 2 kindjes. Gelukkig bleek er een machine om geld af te halen aan de ingang van de winkel te staan. Lander bij de kar gelaten, samen met 2 bewakers – 2 heel vriendelijke iets oudere dames. Ondertussen met Fien geld proberen af te halen. Eerste poging: mislukt, daglimiet zou overschreden zijn. Zeer bizar. Ik zet me even aan de kant en check een en ander via mijn KBC app. Wat is het op zo’n moment toch fantastisch om in het mobiele digitale tijdperk te leven. Ik merk niks speciaals. Ondertussen nog maar eens proberen. Oei, er staat een rij. Even mijn beurt afwachten.

Ha, nu lukt het wel. Oef.

Terug bij de kar en de 2 dames. Lander zit daar nog steeds heel erg flink. Hij heeft ondertussen een cadeautje gekregen. Fien heeft dat uiteraard meteen gezien. Even later – ik moest nog even wachten voor ik mocht betalen bij de kassa – heeft ook zij een cadeautje in de wacht gesleept. Zo fier als een pauw. Ik praat nog even met de dames, en bedank hen om op de kar te letten. Tja meneer, iedereen heeft dat wel eens een keertje voor he.

Ik geraak veilig en zonder ongelukken terug op de camping. Daar wacht Bert, al lichtjes ongerust over het feit dat ik zo lang ben weggebleven. Hoe zou het ook komen.

De namiddag blijven we op de camping aan het meer. Het is fantastisch. De hemel is knalblauw, geen wolkje aan de lucht. De zon schittert en doet het meer prachtig glanzen. Je kijkt zo tot de bodem. Het water is loepzuiver en kristalhelder. Je ziet de stenen – en het goud *GOUD* – zo glinsteren in het water. Het goud is eigenlijk goudstof, maar het doet niet minder dromen. Aan de overkant een berg met op de top nog een witte schijn van smeltende sneeuw. Daarachter prijkt een berg volledig gehuld in een wit tapijt. Hij lijkt lager dan de eerste berg, maar gezien zijn witte tapijt moet hij beduidend hoger zijn. 

Sfeerbeeld

De kindjes spelen in het water en doen het rimpelen. Ze amuseren zich te pletter met steentjes, stokken en het water natuurlijk. 

Spelen in het water
Tarzan Lander
dat wil Fien ook wel eens
Papa kan dan natuurlijk niet achter blijven
En vake doet ook mee

Hier moeten we blijven. De namiddag vliegt voorbij. Het is alweer tijd om te koken.

Je zal het niet geloven; het is eigenlijk te straf om te geloven; maar dan plots geen elektriciteit meer. Ik zou net aan mijn kaassausje beginnen; de boter was al gesmolten. Enkele minuutjes gewacht en dan maar eens gaan horen bij de receptie: het is een algemeen probleem, vermoedelijk voor de rest van de avond. Gelukkig kan ik in de mobilhome op gas verder koken. Ik neem me voor vandaag nergens meer aan te komen: alles lijkt mis te gaan. 

Oef,  ik heb het gehaald: het einde van een erg intense dag.