Na ons ontbijt vertrokken naar Castle Point. Niet dat er daar een kasteel is, maar kapitein Cook zit hier weer voor de naamgeving tussen. De weg er naartoe is superrustig, maar niet beestig bijzonder. De Lonely Planet spreekt van een einde van de wereld gevoel, maar dat vind ik maar gedeeltelijk waar. Er zijn op het Noordeiland alleszins een pak minder toeristen en dat maakt dat uitstapjes zoals deze een pak rustiger zijn. Op het Zuidereiland zouden er altijd wel een hele resem motorhomes en leefwagens staan. Hier nauwelijks eentje.
We komen rond 11u toe in prachtig weer. Eerst bezoeken we de imposante vuurtoren en genieten van een mooi uitzicht.
Dan even picknicken aan de lagune op het strand. Hier doet meester Bert met Lander trouwens ook nog wat spel- en schrijfoefeningen op het strand.
Daarna nog een wandelingetje naar de top van de steile kliffen. Steil is het, langs beide kanten.
Vallen of uitschuiven niet toegelaten. De vergezichten mogen er wezen.
Daarna de afdaling naar het strand waar we een appeltje eten en nog erg leuk spelen in het verkoelende water van de zee.
Het is een echte zomerse dag vandaag. Zo hebben we er nog niet al te veel gehad.
Tegen 15u30 terug de mobilhome in en nog wat kilometertjes doen richting Napier zodat we morgen niet te veel moeten rijden. We stoppen op een camping in een boeregat. De kindjes spelen nog wat op het enorme grasveld. Wij genieten van onze thee en koffie in het laatavondzonnetje.
Na een stevig ontbijt en een skype-sessie op pad naar Cape Palliser. De weg bracht ons eerst langs de bergen en bossen van Kaitoke Regional Park of – voor de LOTR fans – Rivendell en de Fords of Isen. Eerder waren we ook al langs River Anduin en de Isengard Gardens gepasseerd. Ik hoef je dus niet te vertellen dat dit een prachtige streek is. En de bergen zijn zoveel anders dan op het Zuidereiland.
Waar op het Zuidereiland de valleien plat en (heel) breed waren, zijn de valleien hier echt in V-vorm. Het resultaat daarvan is dat de weg niet beneden in de vallei ligt, maar langs de bergwand loopt waardoor er veel meer gekronkeld moet worden dan op het Zuidereiland. Hier was het voortdurend tegen 35 tot 50 km per uur; op het Zuidereiland kan je meestal 100 rijden met af en toe eens een bocht van 70 of 75 km per uur. Het maakt een verschil.
Na ongeveer een uurtje rijden, kwamen we aan bij onze eerste echte tussenstop: de Putangirua Pinnacles. Voor de LOTR fans: de Dimholt Road.
Wat een spektakel is dit. Na een korte wandeling komen we in een imposante vallei waarbij het lijkt alsof je door de ruïnes van een imposant kasteel en dito verdedigingsmuren en torens aan het lopen bent. We staan werkelijk met open mond te staren naar dit natuurwonder.
Ook voor de kinderen was het een toppertje omdat de wandeling er naartoe langs – voor hen: door – een riviertje loopt. Ze hebben zich te pletter geamuseerd.
Daarna op weg naar Cape Palliser: eerst met de mobilhome nog maar eens een ford door. Dat is al niet meer echt spannend om tot bij alweer een mooie vuurtoren met prachtige vergezichten te geraken.
Ditmaal moeten we er wel 251 treden voor naar omhoog. Beide kindjes – yep, ook ons Fien – hebben die helemaal alleen naar boven en beneden gestapt. Toch een hele prestatie voor zo’n kleine beentjes.
En dan moest het mooiste nog komen. We waren er bijna voorbij gereden: een zeehonden kolonie. Ach, we hebben al zo veel zeehonden gezien, maar we zullen toch nog maar even stoppen. De kindjes zullen het wel leuk vinden.
We stapten hier tussen de rotsen en plots zaten we midden tussen de zeehonden. Aan alle kanten. Ze waren niet te tellen. Je moest opletten om er niet op te lopen. Volgens de Lonely Planet zouden er hier zo’n 250 zitten.
En wat vooral leuk was: boordevol zeehonden puppy’s. Echt tientallen.
En ze waren super actief: er was een soort minipoeltje voor hen en ze waren massaal aan het zwemmen en spelen. Schitterend om te zien. Af en toe kwam er ook eentje nieuwsgierig kijken wat wij aan het doen waren.
De kindjes en ikzelf konden er niet genoeg van krijgen, maar na een hele poos, riep Bert ons tot de orde. Er moet nog wat gereden worden vandaag. Hij heeft gelijk. We zeiden ons prachtige vriendjes gedag en waren heel erg blij dat we toch gestopt waren.
Na nog een uurtje ‘karren’ zijn we vandaag tot Carterton geraakt. Morgen op naar Castle Point.
Vandaag cruisen we verder door prachtige landschappen. Eerst nog door bergen en later door heuvels met hele brede platte valleien. We rijden door de Marlborough regio: het wijnvat van Nieuw-Zeeland. Hier wordt 3/4 van de wijnproductie van Nieuw-Zeeland verwezenlijkt en dat zien we: kilometerslange wijngaarden: het blijft maar duren. We zoeken het even op: bij de laatste telling hadden ze hier maar liefst 230 km2 wijngaard. Daar kan je al iets mee :-).
We zijn op tijd in Picton voor de boot; we hadden zelfs nog tijd voor een winkelstop en een tankstop. We kunnen er weer voor eventjes tegen. Jippie!! Benieuwd hoe de overtocht deze keer verloopt. We hebben deze keer voor de andere maatschappij – Bluebridge – gekozen. De boot blijkt iets kleiner en ouder.
De overtocht zelf verloopt vlotjes: onze kindjes zijn de enige kinderen aan boord en ze hebben dus de ganse speelzaal voor hen alleen. Bert leest een boekje.
Ikzelf sta op het dek wat voor me uit te staren. Het is mooi geweest, fantastisch zelfs. En net daarom valt dit afscheid – want zo voelt het en dat is het ook – mij best zwaar. Ik word er een beetje triestig van. Nieuw-zeeland lijkt met me mee te treuren: het weer is mistroostig, er valt zelfs een beetje gemiezer terwijl het Zuidereiland in al zijn glorie een laatste keer voorbij glijdt en tot slot verdwijnt aan de horizon
Er flitsen vele gedachten door mijn hoofd. Zo moet ik bijvoorbeeld terugdenken aan de Queen Charlotte track die hier vlakbij ligt. Onze eerst stapjes op dit eiland. Het is inderdaad heel mooi geweest. Ik neem me voor dat gevoel vast te houden voor de rest van onze reis.
Het weer lijkt zich bijna meteen aan te passen aan deze positieve noot: hoe dichter we bij Wellington komen, hoe beter het weer wordt. Geweldig. Houden zo.
’s Avonds bedenken we nog een plan voor de komende dagen: er staan nog wat leuke uitstapjes op het programma, maar we houden ook onze potentiele kopers in het oog. Het worden nog spannende dagen.
Bert leidt Sheryl en Peter rond in de mobilhome, ik ga met de kindjes een toertje fietsen. Ze zijn wel geïnteresseerd, maar het vliegtuigje moet eerst. We zien wel of hier iets van komt. We nemen afscheid en worden overladen met nog meer groenten uit hun tuin en tips.
We beslissen – voor we verder rushen – eerst nog een ommetje te maken langs Hokitika gorge: een knalblauwe rivier in een mooie setting – kloof en groen bergbos. De blauwe kleur komt van gletsjerstof. Mooi mooi.
Picknicken terug in Hokitika zelf en dan: kilometertjes vreten maar. We proberen morgen in Picton de ferry terug te nemen.
We komen langs wegen waar we 2 maanden geleden gepasseerd zijn, toen we nog een zee van tijd hadden. De herinneringen komen boven. De bijhorende gevoelens ook. Wat hebben we mooie dingen gedaan. Wat zijn we mooie dingen aan het doen. Door welke prachtige landschappen zijn we nu nog maar eens aan het rijden.
We genieten met volle teugen. De kindjes slapen. Wanneer ze wakker worden zijn we toe aan een (fruit)stop. Bert kiest een mooi plaatsje uit: het is toevallig net het einde van de ‘Old Ghost road run’. De dapperen – sommigen zullen zeggen: zotten – lopen een oude weg van 83 km door bergachtig terrein. Ze zijn blijkbaar vanochtend om 6u vertrokken. De eersten zijn 10u later ondertussen toegekomen.
We maken zelf ook nog een kort wandelingetje naar een overwoekerd goudzoekerskerkhof: Lyell Cemetery. De setting is prachtig.
We passeren ook nog een een klein maar uiterst schattig watervalletje. In elk klein hoekje kan je hier een klein wondertje ontdekken of tegen komen. Als je er maar voor open staat.
Terug in de mobilhome, geven we er uiteindelijk de brui aan in Murchison: we hadden graag nog iets verder gereden, maar we hebben absoluut een camping nodig met elektriciteit en GSM ontvangst. De volgende is 170 km verder….
Let’s call it a day. We boeken de ferry voor morgennamiddag. Normaal gezien moeten we dat wel halen.
Vanmorgen begonnen met een wandeling naar Fox Glacier – de gletsjer; niet het dorp. De wandeling was eigenlijk niet veel soeps. Je bleef ook ver onder de gletsjer, dus we hadden eigenlijk ook al betere views gehad.
Toch blijft het tempo waaraan de gletsjers smelten angstaanjagend indrukwekkend.
Daarna een een plaatsje gezocht om te lunchen. We zochten er eentje uit met een speeltuin zodat wij wat konden plannen. Want plots beseften we pas echt ten volle dat als we de mobilhome aan een deftige prijs willen proberen te verkopen, we heel dringend naar het noordeiland moesten terugkeren: bijnanal onze potentiële kopers zitten immers in de regio rond rotorua.
Na de middag begonnen we dus aan een rush naar het Noordereiland en tegelijkertijd ook naar huis. Zo voelt het voor mij alleszins aan. Ik ben dan ook wat bedroefd, terwijl ik ongelooflijk geniet van de prachtige landschappen waar we doorvliegen. Het blijft onaards mooi. Jammer om achter te laten, maar eigenlijk ook te ruig, te hard om dagelijks in te leven. Dat is wel duidelijk. Hier hebben nooit veel mensen gewoond, nu nog steeds niet. En tussen Hokitika en Wanaka – over een afstand van 426 km (!) is er geen enkele deftige supermarkt. Dat alleen zegt al genoeg.
Eerste tussenstop tijdens de rush is dus Hokitika: daar woont een koppel dat mogelijks geïnteresseerd is. De vrouw – Sheryl – hebben we al eens ontmoet op een camping. Ze moet alleen haar man – Peter – nog overtuigen. Klein detail: die moet ook zijn vliegtuig nog verkopen; met dat geld zouden ze dan een mobilhome kopen. Tja, dit geven we niet veel kans.
Na een fruitstop en korte wandeling bij Lake Mahinapua – opnieuw een pareltje – komen we iets na 17u aan bij Sheryl en Peter. We worden met open armen ontvangen: dat is wel het minste wat je kan zeggen.
Zij gaan op vrijdagavond steeds iets drinken, maar we mogen onze mobilhome bij hen parkeren, een douchke pakken, hun keuken gebruiken, we krijgen groenten uit de tuin. Kortom: opperbeste Nieuw-Zeelandse gastvrijheid. Ze laten hun deur ondertussen open zodat we binnen kunnen, terwijl ze weg zijn.
Ik zie het nog niet te veel Belgen doen. Ik voel er me zelfs wat ongemakkelijk bij. Maar, ik moet het toegeven, het is zalig om gewoon in een echte Nieuw-Zeelandse wijk geparkeerd te staan. We maken het ons makkelijk, zetten ons tafeltje op hun gazon en eten lekker in het zonnetje. Eens de kindjes slapen – of beter gezegd – in bed liggen, maken we het ons gemakkelijk in diezelfde stoeltjes.
En dan worden Sheryl en Peter thuis gebracht door de taxi. Ze zetten zich er gezellig bij met een biertje en een Club Whisky en we hebben nog een supergezellige avond. We leren over het Nieuw-Zeeland van nu en van vroeger onder een prachtige sterrenhemel met vallende sterren.
En dan is het tijd om te slapen. Morgen zullen we samen eens naar de mobilhome kijken.
Avontuur komt onverwacht. Waarom zou het ook enkel overdag kunnen gebeuren? We hebben een bewogen nacht achter de rug. Eerst viel onze Lander – voor het eerst – vanboven uit zijn stapelbed. Hij werd wakker, maar viel al bij al snel terug in slaap. ’s Morgens bleek hij wel een soort blauw oog te hebben. Om middernacht begonnen plots de sirenes van de brandweerkazerne loeihard door de vallei te galmen. Ik veronderstel dat het niet om een oefening ging. 3u30 dan: plots begint ons Fien over te geven. Bert is er alweer supersnel bij om het ergste op te vangen. Geen idee hoe hij het doet. Het lijkt wel alsof hij het aanvoelt op een of andere manier. Is dat een variant van het befaamde moedergevoel?
De ochtend verloopt dan ook moeizaam: we geraken ons bed niet goed uit. En er moet gewassen worden. De kindjes spelen gelukkig supergoed met enkele Nederlandse kinderen. Wij doen een gezellige babbel met de ouders tussen het wassen en afwassen door. Rond 12 u kunnen we uiteindelijk naar Gillespie beach vertrekken voor picnic en wandeling.
Voor we er zijn, moeten we weer wat onverharde weg door de tropische bossen door. Dit levert geen noemenswaardige avontuurtjes op, maar eens we door het bos zijn, verandert de sfeer volledig. In fox glacier was er een straalblauwe hemel met een verzengende vochtige hitte als gevolg. Bij Gillespie beach heerst duidelijk een microklimaat: het is hier supermistig en lekker fris (en boordevol sandflies).
Jammer, want ik had gehoopt de bergen van hieruit te zien. Af en toe ontstaat er een kleine opening in de mist en kunnen we opnieuw wat glimpen opvangen. Heel erg mooi.
De zee lijkt hier nog woester dan we al ergens gezien hebben. Bijzonder sfeervol voor onze picnic.
De wandeling naar gillespie lagoon was erg vochtig en vrij saai. We zetten echter door en worden beloond met misschien wel het allermooiste zicht tot hiertoe. Het lagoon met daarnaast subtropisch regenwoud, grijswitte steenstranden, op de achtergrond nog meer regenwoud en in de verte de besneeuwde Alpen: ja, hoor. We hadden geluk: het klaarde hier net een beetje op. Toeval of niet. Schitterend. Ongeëvenaard. Adembenemend.
Terug op de camping, waren de speelkameraadjes van onze Lander er ook. De rest van de namiddag hebben ze samen bij ons gespeeld (mits een beetje aanmoediging).
Benieuwd of de nacht nieuwe avonturen in petto heeft.
Pffff. Regen, regen, regen en nog eens regen. Een groot deel van de nacht en een heel stuk van de dag. De westkust doet zijn reputatie alle eer aan. Op zich heb ik daar niks op tegen, behalve dat je dan zo weinig kan zien van de bergen hier. En dat het zo’n gedoe is om buiten te komen.
Vandaag stond sowieso het vervolg van de rit naar Fox Glacier op het menu. Deze rit had ongeloof prachtig moeten zijn, maar daar hebben we meestal niet veel van gezien.
Af en toe kunnen we een glimp opvangen van de onaardse en ongerepte schoonheid van dit woeste Nieuw-Zeeland. Woest is het altijd geweest als we de bordjes mogen geloven: ze hebben het pas in 1965 kunnen ontsluiten met een echte weg. Dan trekken de wolken een klein beetje weg, net als je over een brug rijdt en kan je de rivier zien met daarachter spitse bergen, deels gehuld in wolken, deels bedekt door subtropisch regenwoud. Wat zou ik dit stukje Nieuw-Zeeland graag in al zijn pracht kunnen bewonderen.
De eerste tussenstop – Knights point – staat in de Lonely Planet als: ‘Stop if humanly possible’. Stoppen doen we, maar ik ben de enige die uitstapt in de gietende regen. Je voelt de potentie van schoonheid in alle schimmen die je ziet, maar eigenlijk krijg ik niks te zien.
De tweede tussenstop – Lake Moeraki – stappen Bert, Fien en ik uit. Lander blijft zitten. Dit is nog meer Jurassic Park; ik weet het; ik val in herhaling.
Dan rijden we door tot Lake Matheson. In goede omstandigheden een spiegelmeer waarin de bergpracht die we zouden moeten kunnen zien, nog eens weerspiegeld wordt ook. Hier doen de kindjes en ik een wandeling. Bert komt ons later vervoegen.
Het is opnieuw noppes. Maar opnieuw voel je dat het kan zijn. Misschien moeten we nog eens terugkomen bij mooi weer.
Noot: het wit is waar de bergen zouden moeten zijn volgens de prachtige bordjes 😉
Tot slot doen we ook nog een wandeling door een stukje regenwoud. Nog maar eens een fantastisch stukje bos. Wat is dat mooi. Onbeschrijflijk. Wat kan een gevallen boom toch glorieus mooi worden.
De dag zit erop. Morgen geven ze normaal mooi weer. Misschien moeten we nog maar eens terugrijden dan. We zien wel.
Ah ja, deze panorama foto van Lake Wanaka – enkele dagen geleden – kan ik jullie niet onthouden:
Het avontuur begint vandaag bijna onmiddellijk nadat we vertrokken zijn naar onze eerste wandelstop van de dag: de wandeling naar Lake Ellerly. We moesten weer wat onverharde weg doen, we komen net aan het startpunt toe en plots begint er eentje over te geven: ons Fien.
Bert vliegt naar achter terwijl hij ons afwastijltje in volle vaart meegritst en weet nog een en ander op te vangen. Maar helaas, het kwaad was geschied: er moest geruimd en gekuist worden.
Ons Fien lijkt verder geen last meer te hebben, dus we beslissen dat ik de kindjes meeneem op de wandeling, Bert komt na. Ondertussen begint het uiteraard ook te regenen, dus alle regengerief aan, een walkie-talkie mee en op pad.
De wandeling zelf is een absoluut pareltje. Ik sprak gisteren al van Jurassic park: wij hebben erdoor gewandeld. Een fantastisch mooi weggetje doorheen subtropisch regenwoud. Het weggetje volgde mooi de ongerepte rivier die naar Lake Ellerly zou leiden. Af en toe horen we de lokroep van wat wel een of andere exotische dinosauriër moet zijn. Dit geluid kan toch niet van een vogel afkomstig zijn. Of wel?
Dan is er Lake Ellerly zelf. Wat een pracht en mystiek, ondanks de regen. Misschien wel dankzij de regen. Ik heb het al eerder gezegd. Bert heeft ons nog altijd niet ingehaald. Ik probeer de walkie-talkie nogmaals en – jawel hoor – ik hoor zijn stem, ook al versta ik hem niet echt. Ik geloof dat hij vertrokken is. We zullen even wachten in de gietende regen zodat hij ook van dit schouwspel kan genieten. We zijn toch al nat ;-).
Terug bij de mobilhome – met Bert – doen we alle natte spullen uit en trekken iets droogs aan. Voor sommigen al het 3de plunje van de dag: zo gaan we snel terug moeten wassen.
Ah ja, ons Fien heeft alles gestapt. Zonder zagen of morren. Ze lijkt erdoor.
Even verder – we hebben ondertussen gegeten – is de Hapuka Estuary walkway: een leerrijke korte wandeling door moerasland. Fien slaapt, dus Bert blijft ook in de mobilhome. Lander en ik trekken onze natte kleren terug aan. We krijgen nog even een goeie bui wanneer we vertrekken, maar dan is het plots droog en kunnen onze jassen beginnen drogen.
Weer enkele kilometers verder komen we bij Ship Creek. Nog meer Jurassic Park hier of Robinson Crusoe. Kies maar. Zovele exotische films kunnen hier gemaakt worden. Zonder problemen. Kijk maar naar de foto’s.
Er zijn hier 2 korte wandelingen. De Dune Lake walk gaat gedeeltelijk langs het strand. We besluiten daarmee te beginnen. In het begin regent het nog wat, maar dan is het plots volle bak zon en bakken: een muffe, drukkende hitte. Onze jassen drogen al bij al goed en Bert haalt – samen met een appeltje – nog meer natte spullen aan om te drogen terwijl de kindjes op het strand spelen en papa wat fotootjes gaat nemen. De kindjes zijn duidelijk dolblij met eindelijk nog eens strand en echte zee in plaats van al die meren. De Tasmaanse zee is ook duidelijk nog niet gekalmeerd tijdens onze afwezigheid: ze beukt nog steeds met woeste kracht op het land.
Na een hele poos, gaan we toch ook nog voor de Swamp forest walk. Ook dit is een mooie: ze brengt ons door een heel oud tropisch regenwoud dat gegroeid is op moerasland. Prachtig. Het duin meertje dat we tijdens de andere wandeling gezien hebben, staat uiteindelijk hetzelfde lot te wachten: eerst zal er riet groeien, daarop geleidelijk wat struikgewassen en uiteindelijk ook bomen. Wat een krachttoer van de natuur.
Oeps, ’t is alweer 17u. Hoog tijd om een staanplaatsje te vinden voor de nacht, want campings zijn er hier in de verste verte niet te vinden. Morgen zetten we onze ontdekkingstocht verder; tenminste als de dinosauriërs ons hebben laten leven.
Nog maar eens afscheid nemen van Ellie. Het wordt er niet makkelijker op. Daarna op naar Jackson Bay, een absolute uithoek van de west kust van Nieuw-Zeeland.
Het zal echter enkele tussenstops duren voor we er geraken:
nog maar eens naar de winkel in Wanaka: het zal even duren voor we nog eens een deftige winkel passeren
Picknick stop langs het fabelachtig mooie Lake Hawea
Een korte klim naar Haast Pass lookout om een appeltje te eten
Een 3 minuten wandelingetje naar de teleurstellende Thunder falls.
Ik som dat hier zo maar eventjes op als ware het een winkellijstje, maar er zaten alweer enkele pareltjes tussen. Vooral Lake Hawea is adembenemend mooi.
En de tocht langs Haast Pass – de laagste doorsteek door de bergen – is onmogelijk prachtig. Denk aan de beschrijving van gisteren: de weg naar Mount Aspiring, maar dan in het kwadraat. De weg zelf is misschien iets minder sfeervol omdat hij verhard is en de factor avontuur wat wegvalt, maar de bergen waren zo mogelijk nog imposanter, nog straffer, nog hoger, nog … . Ze hadden gewoon net dat ietsje meer. En zo kwamen we uiteindelijk in Haast toe.
Daar namen we de afslag richting ‘einde van de wereld’ a.k.a Jackson Bay. Dit is echt wel letterlijk te nemen: 50 km weg met daarnaast nauwelijks een huis of een dorpje tot je in Jackson Bay toe komt.
De 50 km weg was wel om duimen en vingers af te likken: we waanden ons zo in Jurassic Park. De weg leek recht op de perfecte berg te rijden. Nu lag hij nog klein en donker in de verte, maar hij werd langzaam maar zeker groter en duidelijker. Langs de kanten van de kaarsrechte weg een dichte, exotische vegetatie. Aan de rechterkant konden we – heel af en toe – een glimp opvangen van een kort strand en woeste zee. Links lag achter de vegetatie een bergachtig landschap verscholen tussen de wolken, duidelijk begroeid met een even exotische vegetatie, maar toch net iets anders.
Af en toe moesten we een brede rivier oversteken die zijn weg zocht naar de zee. Dan zagen we knalblauw water afgezoomd door een tapijt van lichtgrijze tot zelfs hagelwitte kiezelstenen. Hier en daar lag er een vergrijsde monumentale boomstam in de zon. De rivier had die achteloos laten rondslingeren toen het gros van het smeltwater uit de bergen de zee alweer had bereikt. We waren echt niet geschrokken als er hier zo’n grote dinosauriër zijn nek uit stak om een blaadje van een boomkruin mee te pikken, of als we – hopelijk in de verte – het gebrul van een Tiranosaurus Rex hadden gehoord. Het was echt een cool landschap.
En dan was er Jackson Bay. Aan de voet van enkele bergen. Lang enkel te bereiken via de zee.
Hier staan nauwelijks enkele huizen en hier is duidelijk maar 1 activiteit die voor inkomsten zorgt: vissen. Er is zelfs geen camping of motel. Er is wel 1 – overigens befaamd – fish-and-chips kraampje: The Cray Pot. Van heinde en verre komt men hier fish-and-chips eten. Wij konden dus niet achter blijven: het was inderdaad het betere spul met een zicht om u tegen te zeggen.
Daarna nog een late wandeling gemaakt: Wharekai-te kou walk. Een prachtige wandelingetje door een subtropisch regenwoudbos naar een rotsstrandje. Het spreekt tot de verbeelding. Helaas geen kiwi of pinguïn gespot. Het had gekund. Het einde van de wereld bevalt ons wel.
Een laatste wandeling in deze streek en dan op naar de West-kust. Ze kiezen voor een Rob Roy Glacier track in Mount Aspiring National park. We hebben gehoord dat dit een zeer mooie wandeling zou zijn. Maar eerst was er afscheid: de kindjes hebben hier de laatste dagen een soort surrogaat oma gevonden in Ellie. De dame is absoluut toe aan kleinkinderen: duwen en schommelen in de speeltuin, spelen met balletjes en zelfs de frisbee, een ijsje geven, … Het is een kleine greep uit het assortiment. We wisselen nog even adressen uit.
Uiteindelijk geraken we toch vertrokken. De weg er naartoe is simpel: we rijden de camping af en dan de weg naar rechts volgen tot hij ten einde is. Het is een prachtige weg.
Eerst slalommen we op verharde weg door de bergen. Na enkele kilometers mindert het slalommen van de weg en nestelt de weg zich in een vrij brede vallei. Het is niet langer de weg zelf die slalomt, maar eerder de vallei die tussen de bergen slingert en zich zo een weg zoekt naar onze bestemming. Al snel zien we links, rechts, voor en zelfs achter alleen maar bergen. Machtig en heel bevreemdend omdat we toch in een vrij brede vallei aan het rijden zijn. De laatste 30 km wordt de weg onverhard en rijden we letterlijk door de weien van koeien en schapen. Deze zijn dat blijkbaar gewoon dat er wat auto’s gebruik maken van hun terrein, want ze letten nauwelijks op ons.
We laten een gigantische stofwolk achter ons. Sfeervol om te zien. De stofwolk van onze voorganger vinden we dan weer iets minder sfeervol: die belet ons het zicht. Plots slingert de weg toch weer een beetje langs een bergwand om dan weer in een vallei uit te komen. En dan begint het avontuur. Er staat een bord dat het aankondigt: ‘this road is backcountry’.
De vallei behuist niet alleen de weg, maar ook een brede rivier. Regelmatig stromen er kleinere riviertjes die uit de bergen komen naar de rivier. Daar moeten wij over. Meestal zijn er dan bruggetjes voorzien. Zo ook hier. Tenminste, in het begin. De laatste 10 waren zogenaamde ‘fords’ of doorwaadbare plaatsen. Yep, het is de bedoeling dat je hier door het riviertje rijdt.
Althans, de weg deed dat duidelijk.
Na een korte aarzeling, besloten we onze mobilhome om te dopen tot een volwaardige 4×4 backcountry jeep. Met succes!! Eerste hindernis genomen. Op naar de volgende. Spannend toch!
De 9 volgende leverden steeds minder spanning op en uiteindelijk zagen we de goed volgeparkeerde parking voor de wandeling. We waren duidelijk niet de enige die het erop gewaagd hadden.
De wandeling zelf vond ik persoonlijk niet zo veel soeps. Het begon in de vallei waarin we ook gereden hadden en dat was wel leuk.
Maar we gingen al snel een heuvel op en de bossen in. Weinig zicht, weinig interessant bos. Nope, het kon mij niet echt bekoren. Het eindpunt van de wandeling – de Rob Roy gletsjer – was wel erg imposant en kon ons wel bekoren.
We zijn hier dan ook een hele tijd blijven rondhangen, eer we de terugweg aanvatten. We waren ook zo weer beneden en dan konden we aan het avontuur beginnen in de omgekeerde richting. Het was ondertussen al vrij laat en de eerste mogelijke plaats waar we mochten staan, was al snel een uurtje rijden. We passeerden bovendien iets verder ook terug aan de camping. Yep, waarom ook niet, dan hebben we een lekker warme douche.
En zo staan we hier weer in Glendhu Bay, nog een nachtje langer. Morgen echt op weg naar de West-kust. Tenzij we weer een ander excuus vinden natuurlijk 😉