Het regent. De ganse nacht al. Gelukkig raken we nog vlot van onze staanplaats. De onverharde weg terug naar Te Araroa is nu nog avontuurlijker geworden. De banden slippen wel eens een keertje door, maar al bij al geraken we er vlot door. Hoe mooi de weg gisteren ook was, vandaag is daar maar weinig van te zien: het is te bewolkt, het regent te hard. Af en toe kan je nog een glimp van de verborgen schoonheid opvangen. Te weinig. We rijden dus eigenlijk aan een stuk door tot in Gisborne, met uitzondering van een de St Mary’s church in Tikitiki. Het toont perfect hoe de Maori cultuur zich heeft vermengd met de katholieke cultuur. De buitenkant is een gewoon kerkje, de binnenkant lijkt heel sterk op de ontmoetingshuizen/gebedshuizen (marae) van de Maori cultuur.
Gisborne is een onvriendelijke stad. De eerste stad waar zoveel mensen gewoon niets terugzeggen wanneer je goeiedag zegt. Ook onze kindjes valt het op: “Waarom zegt die niks terug?” Onze camping versterkt dit beeld nog: dit is de eerste camping waar je een soort badge nodig hebt om zowat overal binnen te raken: in de keuken, in de douches, zelfs in de frigo. Ik vermoed dat ze de veiligheid willen versterken, maar ik ga mij hierbij verschrikkelijk onveilig voelen.
Gisborne zou de eerste stad zijn die de zon ziet op deze planeet. Dat zullen wij morgen dus een keertje meemaken. Het is duidelijk dat Gisborne ook nog andere troeven wil uitspelen: een wandeling tussen de regen door langs de waterwegen van de stad is wel heel erg mooi aangelegd.
Doe zo verder, Gisborne. En doe ondertussen ook iets aan de vriendelijkheid van de mensen hier. 🙂
We hebben trouwens ook gehoord dat we niet hoeven te klagen over de regen die we vandaag gehad hebben: de Coromandel en een stuk van Auckland staan helemaal onder water: er is op 24u zo veel regen gevallen als normaal op 1 maand. Mensen moeten ontzet worden, het gebied zit gedeeltelijk zonder stroom, … Stoppen met klagen over een beetje regen dus.
Zoals voorspeld: weg zomerse zon, dus ook wij hielden het voor bekeken in Ohope. We gaan voluit op ontdekking in een van de voor ons laatste onverkende stukjes Nieuw-Zeeland: Gisborne.
Voor ik je daar mee naartoe neem: had ik jullie al verteld dat we het Noordeiland heel wat minder indrukwekkend vinden sinds we van het Zuidereiland komen? Als je me op het Zuidereiland had gevraagd wat het mooiste is, zou ik gezegd hebben dat er niet heel veel verschil is tussen de 2. Maar nu we hier terug zijn, ervaar ik het helemaal anders. Ik denk dat het komt omdat de eerst overgang van Noord naar Zuid heel geleidelijk verlopen is. We zijn toegekomen in Picton waar de bergen en heuvels ongeveer even groot zijn als op het Noordeiland. Maar blijkbaar is dan alles heel geleidelijk aan groter en majestueuzer geworden. Dat is zo geleidelijk aan gegaan dat we het niet gemerkt hebben. Tot we plots op enkele dagen tijd van halverwege het Zuidereiland opnieuw naar het Noordereiland zijn gecrost. Wat een verschil. Wat een contrast. Wat heb ik de hoge bergen, de ongerepte subtropische wouden en de woeste kusten gemist.
Waarschijnlijk spelen hier nog andere zaken een rol: we hebben voornamelijk snelle wegen genomen, die zijn natuurlijk minder ongerept en proberen de bergen wat te vermijden natuurlijk. En bovendien zitten we met ons hoofd wel wat bij de verkoop van de mobilhome. Tot slot kan het ook nog aan de streek liggen. In Tongariro National Park hebben ze hier ook wel echte heuse bergen. Wie zal het zeggen.
In elk geval, zijn we vandaag opnieuw door prachtige, ongerepte beboste heuvels gereden. Het deed mij bij momenten opnieuw denken aan de West kust van het Zuidereiland, maar de bergen waren net iets kleiner, de kusten iets minder ruig en er stonden meer huizen tussendoor. Nog altijd niet veel. Maar wel meer. Naarmate we verder reden werd de weg – hoewel geasfalteerd – eerst erg kronkeling, daarna hobbelig en nog verder zo bultig dat het onmogelijk was om hierop een deftige snelheid te rijden. Dit is absoluut de slechtste verharde weg waarop we in Nieuw-Zeeland al gereden hebben, uitgezonderd rond Kaikoura, maar daar was net een aardbeving gebeurd. Ik denk dan ook dat dis misschien een soort van achtergesteld gebied is. Er is hier ook niet zo veel toerisme. Je merkt het verschil.
Dit is ook het eerste gebied in Nieuw-Zeeland dat vol staat met mais. Tot hiertoe waren we dat gewas maar eens heel sporadisch tegengekomen.
Maar nog eens: de SH35 is misschien niet de beste weg en het bulkt hier niet van de bezienswaardigheden, maar het is wel een heel erg mooie weg. We hebben genoten.
In Te Araroa, hebben we de kans om nog een omweggetje van 20 km onverharde weg te maken naar de vuurtoren van Cape East. We zijn benieuwd hoe de onverharde weg er hier uit ziet als de verharde weg eigenlijk al te wensen overlaat. We worden niet teleurgesteld: er staat meteen een bord dat aanmaant om extreem voorzichtig te zijn. De weg is smal, gaat vlak langs de zee over steile kliffen. Hier en daar zijn er al stukken weg naar beneden gevallen en opnieuw gerepareerd. Op sommige stukken is het onmogelijk om een tegenligger te passeren. Zelfs als de weg terug iets meer het binnenland in rijdt, lijkt hij vaak eerder op een pad bedoeld voor een 4×4. Gelukkig hadden we onze mobilhome al eens omgedoopt tot 4x4home. Met al onze ervaring, zijn we eigenlijk probleemloos tot bij de voet van berg geraakt waarop de vuurtoren is geposteerd. Nu moesten we enkel nog 750 trappen overwinnen. Zo gezegd, zo gedaan. Boven beloonden we onszelf met een appeltje en wachtte ons bovendien een fraai uitzicht.
Terug beneden bleek het al bijna 17u. Hoog tijd om een camping te zoeken. De eerste echte camping had helaas belachelijk slechte commentaren en de volgende was nog eens 77 km verder. Te ver voor vandaag, dus besloten we op een prachtige staanplaats langs de onverharde weg te gaan staan. Wellicht voor de laatste keer staan we midden in de natuur. Tussen berg en zee op een soort heuvelachtige weide. Schitterend. Genieten!
Na het eten doen we nog een avondwandelingetje op het prachtige en ongerepte strand. Onze Lander neemt ook zijn fiets mee: hij wil nog eens fietsen op het strand. Waarom ook niet.
Het wordt een fijne wandeling.
Helaas loopt ze wel in mineur af: plots – we zijn al op de terugweg – moet onze Lander superdringend naar het WC. Ondanks de eindspurt, halen we de mobilhome niet. Ik ga jullie de gore details besparen, maar tegen dat we aan de mobilhome waren, hadden we veel aantrek van vliegen en wachtte ons wel wat kuiswerk.
Dat zijn we nu – op ons stoeltje buiten met de ruisende zee op de achtergrond – met een glaasje wijn aan het doorspoelen. Schol!
Na een stevig ontbijt en een skype-sessie op pad naar Cape Palliser. De weg bracht ons eerst langs de bergen en bossen van Kaitoke Regional Park of – voor de LOTR fans – Rivendell en de Fords of Isen. Eerder waren we ook al langs River Anduin en de Isengard Gardens gepasseerd. Ik hoef je dus niet te vertellen dat dit een prachtige streek is. En de bergen zijn zoveel anders dan op het Zuidereiland.
Waar op het Zuidereiland de valleien plat en (heel) breed waren, zijn de valleien hier echt in V-vorm. Het resultaat daarvan is dat de weg niet beneden in de vallei ligt, maar langs de bergwand loopt waardoor er veel meer gekronkeld moet worden dan op het Zuidereiland. Hier was het voortdurend tegen 35 tot 50 km per uur; op het Zuidereiland kan je meestal 100 rijden met af en toe eens een bocht van 70 of 75 km per uur. Het maakt een verschil.
Na ongeveer een uurtje rijden, kwamen we aan bij onze eerste echte tussenstop: de Putangirua Pinnacles. Voor de LOTR fans: de Dimholt Road.
Wat een spektakel is dit. Na een korte wandeling komen we in een imposante vallei waarbij het lijkt alsof je door de ruïnes van een imposant kasteel en dito verdedigingsmuren en torens aan het lopen bent. We staan werkelijk met open mond te staren naar dit natuurwonder.
Ook voor de kinderen was het een toppertje omdat de wandeling er naartoe langs – voor hen: door – een riviertje loopt. Ze hebben zich te pletter geamuseerd.
Daarna op weg naar Cape Palliser: eerst met de mobilhome nog maar eens een ford door. Dat is al niet meer echt spannend om tot bij alweer een mooie vuurtoren met prachtige vergezichten te geraken.
Ditmaal moeten we er wel 251 treden voor naar omhoog. Beide kindjes – yep, ook ons Fien – hebben die helemaal alleen naar boven en beneden gestapt. Toch een hele prestatie voor zo’n kleine beentjes.
En dan moest het mooiste nog komen. We waren er bijna voorbij gereden: een zeehonden kolonie. Ach, we hebben al zo veel zeehonden gezien, maar we zullen toch nog maar even stoppen. De kindjes zullen het wel leuk vinden.
We stapten hier tussen de rotsen en plots zaten we midden tussen de zeehonden. Aan alle kanten. Ze waren niet te tellen. Je moest opletten om er niet op te lopen. Volgens de Lonely Planet zouden er hier zo’n 250 zitten.
En wat vooral leuk was: boordevol zeehonden puppy’s. Echt tientallen.
En ze waren super actief: er was een soort minipoeltje voor hen en ze waren massaal aan het zwemmen en spelen. Schitterend om te zien. Af en toe kwam er ook eentje nieuwsgierig kijken wat wij aan het doen waren.
De kindjes en ikzelf konden er niet genoeg van krijgen, maar na een hele poos, riep Bert ons tot de orde. Er moet nog wat gereden worden vandaag. Hij heeft gelijk. We zeiden ons prachtige vriendjes gedag en waren heel erg blij dat we toch gestopt waren.
Na nog een uurtje ‘karren’ zijn we vandaag tot Carterton geraakt. Morgen op naar Castle Point.
Avontuur komt onverwacht. Waarom zou het ook enkel overdag kunnen gebeuren? We hebben een bewogen nacht achter de rug. Eerst viel onze Lander – voor het eerst – vanboven uit zijn stapelbed. Hij werd wakker, maar viel al bij al snel terug in slaap. ’s Morgens bleek hij wel een soort blauw oog te hebben. Om middernacht begonnen plots de sirenes van de brandweerkazerne loeihard door de vallei te galmen. Ik veronderstel dat het niet om een oefening ging. 3u30 dan: plots begint ons Fien over te geven. Bert is er alweer supersnel bij om het ergste op te vangen. Geen idee hoe hij het doet. Het lijkt wel alsof hij het aanvoelt op een of andere manier. Is dat een variant van het befaamde moedergevoel?
De ochtend verloopt dan ook moeizaam: we geraken ons bed niet goed uit. En er moet gewassen worden. De kindjes spelen gelukkig supergoed met enkele Nederlandse kinderen. Wij doen een gezellige babbel met de ouders tussen het wassen en afwassen door. Rond 12 u kunnen we uiteindelijk naar Gillespie beach vertrekken voor picnic en wandeling.
Voor we er zijn, moeten we weer wat onverharde weg door de tropische bossen door. Dit levert geen noemenswaardige avontuurtjes op, maar eens we door het bos zijn, verandert de sfeer volledig. In fox glacier was er een straalblauwe hemel met een verzengende vochtige hitte als gevolg. Bij Gillespie beach heerst duidelijk een microklimaat: het is hier supermistig en lekker fris (en boordevol sandflies).
Jammer, want ik had gehoopt de bergen van hieruit te zien. Af en toe ontstaat er een kleine opening in de mist en kunnen we opnieuw wat glimpen opvangen. Heel erg mooi.
De zee lijkt hier nog woester dan we al ergens gezien hebben. Bijzonder sfeervol voor onze picnic.
De wandeling naar gillespie lagoon was erg vochtig en vrij saai. We zetten echter door en worden beloond met misschien wel het allermooiste zicht tot hiertoe. Het lagoon met daarnaast subtropisch regenwoud, grijswitte steenstranden, op de achtergrond nog meer regenwoud en in de verte de besneeuwde Alpen: ja, hoor. We hadden geluk: het klaarde hier net een beetje op. Toeval of niet. Schitterend. Ongeëvenaard. Adembenemend.
Terug op de camping, waren de speelkameraadjes van onze Lander er ook. De rest van de namiddag hebben ze samen bij ons gespeeld (mits een beetje aanmoediging).
Benieuwd of de nacht nieuwe avonturen in petto heeft.
Het avontuur begint vandaag bijna onmiddellijk nadat we vertrokken zijn naar onze eerste wandelstop van de dag: de wandeling naar Lake Ellerly. We moesten weer wat onverharde weg doen, we komen net aan het startpunt toe en plots begint er eentje over te geven: ons Fien.
Bert vliegt naar achter terwijl hij ons afwastijltje in volle vaart meegritst en weet nog een en ander op te vangen. Maar helaas, het kwaad was geschied: er moest geruimd en gekuist worden.
Ons Fien lijkt verder geen last meer te hebben, dus we beslissen dat ik de kindjes meeneem op de wandeling, Bert komt na. Ondertussen begint het uiteraard ook te regenen, dus alle regengerief aan, een walkie-talkie mee en op pad.
De wandeling zelf is een absoluut pareltje. Ik sprak gisteren al van Jurassic park: wij hebben erdoor gewandeld. Een fantastisch mooi weggetje doorheen subtropisch regenwoud. Het weggetje volgde mooi de ongerepte rivier die naar Lake Ellerly zou leiden. Af en toe horen we de lokroep van wat wel een of andere exotische dinosauriër moet zijn. Dit geluid kan toch niet van een vogel afkomstig zijn. Of wel?
Dan is er Lake Ellerly zelf. Wat een pracht en mystiek, ondanks de regen. Misschien wel dankzij de regen. Ik heb het al eerder gezegd. Bert heeft ons nog altijd niet ingehaald. Ik probeer de walkie-talkie nogmaals en – jawel hoor – ik hoor zijn stem, ook al versta ik hem niet echt. Ik geloof dat hij vertrokken is. We zullen even wachten in de gietende regen zodat hij ook van dit schouwspel kan genieten. We zijn toch al nat ;-).
Terug bij de mobilhome – met Bert – doen we alle natte spullen uit en trekken iets droogs aan. Voor sommigen al het 3de plunje van de dag: zo gaan we snel terug moeten wassen.
Ah ja, ons Fien heeft alles gestapt. Zonder zagen of morren. Ze lijkt erdoor.
Even verder – we hebben ondertussen gegeten – is de Hapuka Estuary walkway: een leerrijke korte wandeling door moerasland. Fien slaapt, dus Bert blijft ook in de mobilhome. Lander en ik trekken onze natte kleren terug aan. We krijgen nog even een goeie bui wanneer we vertrekken, maar dan is het plots droog en kunnen onze jassen beginnen drogen.
Weer enkele kilometers verder komen we bij Ship Creek. Nog meer Jurassic Park hier of Robinson Crusoe. Kies maar. Zovele exotische films kunnen hier gemaakt worden. Zonder problemen. Kijk maar naar de foto’s.
Er zijn hier 2 korte wandelingen. De Dune Lake walk gaat gedeeltelijk langs het strand. We besluiten daarmee te beginnen. In het begin regent het nog wat, maar dan is het plots volle bak zon en bakken: een muffe, drukkende hitte. Onze jassen drogen al bij al goed en Bert haalt – samen met een appeltje – nog meer natte spullen aan om te drogen terwijl de kindjes op het strand spelen en papa wat fotootjes gaat nemen. De kindjes zijn duidelijk dolblij met eindelijk nog eens strand en echte zee in plaats van al die meren. De Tasmaanse zee is ook duidelijk nog niet gekalmeerd tijdens onze afwezigheid: ze beukt nog steeds met woeste kracht op het land.
Na een hele poos, gaan we toch ook nog voor de Swamp forest walk. Ook dit is een mooie: ze brengt ons door een heel oud tropisch regenwoud dat gegroeid is op moerasland. Prachtig. Het duin meertje dat we tijdens de andere wandeling gezien hebben, staat uiteindelijk hetzelfde lot te wachten: eerst zal er riet groeien, daarop geleidelijk wat struikgewassen en uiteindelijk ook bomen. Wat een krachttoer van de natuur.
Oeps, ’t is alweer 17u. Hoog tijd om een staanplaatsje te vinden voor de nacht, want campings zijn er hier in de verste verte niet te vinden. Morgen zetten we onze ontdekkingstocht verder; tenminste als de dinosauriërs ons hebben laten leven.
Een laatste wandeling in deze streek en dan op naar de West-kust. Ze kiezen voor een Rob Roy Glacier track in Mount Aspiring National park. We hebben gehoord dat dit een zeer mooie wandeling zou zijn. Maar eerst was er afscheid: de kindjes hebben hier de laatste dagen een soort surrogaat oma gevonden in Ellie. De dame is absoluut toe aan kleinkinderen: duwen en schommelen in de speeltuin, spelen met balletjes en zelfs de frisbee, een ijsje geven, … Het is een kleine greep uit het assortiment. We wisselen nog even adressen uit.
Uiteindelijk geraken we toch vertrokken. De weg er naartoe is simpel: we rijden de camping af en dan de weg naar rechts volgen tot hij ten einde is. Het is een prachtige weg.
Eerst slalommen we op verharde weg door de bergen. Na enkele kilometers mindert het slalommen van de weg en nestelt de weg zich in een vrij brede vallei. Het is niet langer de weg zelf die slalomt, maar eerder de vallei die tussen de bergen slingert en zich zo een weg zoekt naar onze bestemming. Al snel zien we links, rechts, voor en zelfs achter alleen maar bergen. Machtig en heel bevreemdend omdat we toch in een vrij brede vallei aan het rijden zijn. De laatste 30 km wordt de weg onverhard en rijden we letterlijk door de weien van koeien en schapen. Deze zijn dat blijkbaar gewoon dat er wat auto’s gebruik maken van hun terrein, want ze letten nauwelijks op ons.
We laten een gigantische stofwolk achter ons. Sfeervol om te zien. De stofwolk van onze voorganger vinden we dan weer iets minder sfeervol: die belet ons het zicht. Plots slingert de weg toch weer een beetje langs een bergwand om dan weer in een vallei uit te komen. En dan begint het avontuur. Er staat een bord dat het aankondigt: ‘this road is backcountry’.
De vallei behuist niet alleen de weg, maar ook een brede rivier. Regelmatig stromen er kleinere riviertjes die uit de bergen komen naar de rivier. Daar moeten wij over. Meestal zijn er dan bruggetjes voorzien. Zo ook hier. Tenminste, in het begin. De laatste 10 waren zogenaamde ‘fords’ of doorwaadbare plaatsen. Yep, het is de bedoeling dat je hier door het riviertje rijdt.
Althans, de weg deed dat duidelijk.
Na een korte aarzeling, besloten we onze mobilhome om te dopen tot een volwaardige 4×4 backcountry jeep. Met succes!! Eerste hindernis genomen. Op naar de volgende. Spannend toch!
De 9 volgende leverden steeds minder spanning op en uiteindelijk zagen we de goed volgeparkeerde parking voor de wandeling. We waren duidelijk niet de enige die het erop gewaagd hadden.
De wandeling zelf vond ik persoonlijk niet zo veel soeps. Het begon in de vallei waarin we ook gereden hadden en dat was wel leuk.
Maar we gingen al snel een heuvel op en de bossen in. Weinig zicht, weinig interessant bos. Nope, het kon mij niet echt bekoren. Het eindpunt van de wandeling – de Rob Roy gletsjer – was wel erg imposant en kon ons wel bekoren.
We zijn hier dan ook een hele tijd blijven rondhangen, eer we de terugweg aanvatten. We waren ook zo weer beneden en dan konden we aan het avontuur beginnen in de omgekeerde richting. Het was ondertussen al vrij laat en de eerste mogelijke plaats waar we mochten staan, was al snel een uurtje rijden. We passeerden bovendien iets verder ook terug aan de camping. Yep, waarom ook niet, dan hebben we een lekker warme douche.
En zo staan we hier weer in Glendhu Bay, nog een nachtje langer. Morgen echt op weg naar de West-kust. Tenzij we weer een ander excuus vinden natuurlijk 😉
Valentijn, tijd om onze grenzen nog eens te verleggen. De Roys Peak Track staat op het menu: maar liefst 1250m klimmen over een afstand van 8 km naar Roys Peak op een respectabele hoogte van 1578 meter. De top hoeven we niet perse te halen, al zou het mooi zijn natuurlijk. We zullen zien hoe ver onze Lander het uitzingt.
Het is een prachtige dag en de uitzichten zijn na enkele honderden meters stijgen reeds verbluffend. Ik vraag me dan ook af hoeveel zin het heeft om effectief naar de top te stappen, zeker aangezien we op deze flank van de berg lijken te blijven: het uitzicht zou dus hetzelfde blijven.
Niets bleek echter minder waar. Zelfs al bleven we op dezelfde flank, met elke meter die we stegen, konden we nog net iets verder zien dan voorheen: er kwam een bergketen bij in de verte, Lake Wanaka werd nog groter dan het al was. Het landschap liet zich ontdekken.
Na 1,5 uur stijgen namen we een eerste ‘break’: even een banaan en een appel binnenspelen. Drie kwartier later – het was ondertussen 12u30 – onze lunchpauze. Wat een zicht openbaarde zich hier. We waren dan misschien nog niet aan de top, maar we overstegen hier net enkele lagere pieken waardoor we voor de eerste keer aan de andere kant van de berg konden kijken. Bovendien werden de pieken verder van ons af telkens iets lager waardoor je prachtige vergezichten had op lake Wanaka en de nog besneeuwde bergketen erachter. Ongelooflijk! We waren dan ook niet de enigen die hier hun boterhammetjes aan het opeten waren. Het was zelfs een file van een tiental minuten om een mooie foto te kunnen maken van jezelf op een van de mindere pieken met het prachtige uitzicht erachter.
Van hieruit konden we Roys Peak ook al goed zien liggen, met dank aan een mooie GSM mast die erop geposteerd is. Ook de figuurtjes naast de mast werden stilletjesaan mini-mensen in plaats van bewegende stipjes.
We besloten ervoor te gaan. Het leek haalbaar. Onze Lander zat nog fris. En ja hoor om 13u45 stonden we op de top. Iets minder dan 3u effectief klimmen en klauteren, zwoegen en zweten en we waren er.
Op de top kreeg onze Lander een ongelooflijke energieboost; ons Fien trouwens ook toen ze wakker werd. Niet vanwege de ongelooflijke vergezichten, wel vanwege de sneeuw. Yep, er lagen hier nog restjes sneeuw en onze lander heeft er zich rot mee geamuseerd.
Sneeuwballengevecht met vake, sneeuwballengevecht met papa, sneeuwballengevecht met een andere dappere wandelaar, enz. Het was superleuk. We moesten moeite doen om onze kindjes terug mee naar beneden te krijgen. We hadden dus tijd om met volle teugen te genieten van de mooie valleien, uitgestrekte landschappen en woeste bergketens. Voor de LOTR fans: het stukje waar we uitzicht op hadden is gebruikt als ‘rugged country south of Rivendel’.
Dan begon de afdaling. Niet te geloven wat voor energie onze Lander nog had. We hebben hem de hele tijd moeten temperen en intomen. Hij leek niet moet te krijgen. Zelf voelden we onze spieren wel, zeker tijdens de afdalingen. En je merkt dat je wel wat vermoeid wordt, maar onze Lander gaf geen kick.
We dachten dat hij in de mobilhome de camping niet zou halen, of toch niet in wakkere toestand. Maar nee hoor: hij was nog springlevend en heeft nog de rest van de namiddag en avond met ons Fien aan het rondcrossen geweest op de camping. Hele dikke chapeau: 1250 hoogtemeters naar boven en weer terug en 16 kilometers in de benen. Ik hoop dat Juf Ria het ziet zitten om al wandelend les te geven eens we terug zijn ;-).
Voor we terug naar de echte bewoonde wereld zouden rijden, willen we eerst graag nog een stukje van de Hollyford Track wandelen. Eigenlijk waren we aan’t bekijken of we hiervan geen meerdaagse tocht met de kindjes konden maken. Helaas ligt de Albaster hut in uren wel bereikbaar (5u stappen), maar de afstand – 19 km – lijkt ons net iets te hoog gegrepen. Een dagtocht van 19 km lukt misschien nog wel, maar ’s anderendaags nog eens terug. Nee, dat is te veel van het goede.
Een dagtocht dus. En wat voor een! Typisch verleggen rivier zich traag en merk je daar niet zo veel van. Niet in deze vallei. Hier hebben we de veranderende natuur echt goed kunnen ervaren.
Het begon allemaal met een brug over een – op dit ogenblik volledig droog – riviertje. Het ene eind lag nog netjes op het pad, het andere einde zweefde in het niets: enkele meters pad was gewoon helemaal weggevaagd, de brug hield echter koppig stand. Pad of geen pad.
Een beetje verder had een rivier – nee, geen beekje – zich volledig verlegd: er lag een brug over waar de rivier niet zo lang geleden nog gestroomd had. De rivier stroomde daar nu naast en zelfs gedeeltelijk over de brug.
We hadden wat moeite om er droog over te geraken, maar met wat stokken als hulpmiddel en Lander die als een aapje aan je nek hangt, lukte het toch. Leve het avontuur.
Een beetje verder had een ander riviertje zich ook verlegd. Er was geen brug. Wij konden er net over springen, maar voor onze Lander was dat niet mogelijk. We wilden hem doorgeven van de ene naar de andere kant, maar daarvoor was de afstand te groot. Uiteindelijk besloten we om hem over te gooien: Bert stond aan de ene kant met onze Lander in zijn handen, ik stond aan de andere kant – Fien op de rug – om hem aan te pakken. Falen is geen optie: enerzijds te pijnlijk voor onze Lander, en anderzijds ook heel erg nat.
Check! Gelukt! Straks moesten we nog terug :-).
Ook de rest van de wandeling was indrukwekkend en toonde vele taferelen van een landschap dat erg in beweging is: rivierbeddingen die al een tijdje droog moesten liggen, want ondertussen begroeid met mos en planten, stukken paadje die waren weggespoeld, een brug die erg had geleden onder watergeweld, enz. Nog nooit heb ik dat gevoel ergens kunnen ervaren. Hier wel.
Ook onze picknickplaats – aan de oever van een brede rivier – was top, op de regen en de sandflies na.
Daarna vatten we de terugweg aan.
Terug bij de mobilhome was het tijd voor de bewoonde wereld: voor een laatste keer reden we de onverharde Lower Hollyford road af. Ditmaal helemaal tot aan de Milford Highway. De weg was nog steeds fantastisch en we – of beter ik – namen nog de tijd voor enkele tussenstops:
Terug in Te Anau stroomden de mailtjes binnen: 50 mails te verwerken. Welcome back!
Vandaag gaan we voor de wandeling naar Lake Marian, een gletsjermeer in een zongenaamde hangende vallei. Het blijkt opnieuw een pareltje, zowel de wandeling als het meer.
We starten de wandeling langs een bijzonder indrukwekkend ruige rivier. Het water stort zich in grote getale, onversuisd en vol overgave naar beneden ondanks de vele grote en kleine rotsblokken die haar de weg trachten te versperren. Het resultaat is een witte kolkende rivier die er uitziet alsof hij door een befaamd grafisch ontwerper is vorm gegeven.
Ook de rest van de wandeling naar lake Marian is om duimen en vingers van af te likken. Een fantastisch geklauter over rotsblokken, boomwortels en omgevallen bomen. Door bergriviertjes en – bij voorkeur rond – modderplekken.
En dat alles in de fantastische setting van een regenwoud. Ook onze Lander heeft er veel plezier aan beleefd. Ook ons Fien vond het superleuk, maar dat gaat net iets te traag vooruit om haar lang te laten klauteren en kleffere. Bovendien kon je niet met 2 naast elkaar lopen, dus is een handje geven echt wel moeilijk.
En dan komen we aan het meer. Een appelblauwzeegroen pareltje tussen 2 vervaarlijk steile bergen, die eigenlijk meer geleken op torenhoge rotswanden. Een waterval klatert in het meer.
Normaal kan je vrij makkelijk rond het meer stappen, maar het meer stond nu zo hoog dat dat niet mogelijk bleek. Hogerop zochten – en vonden – we een paadje dat ons verder langs het meer kon brengen met prachtige, rustgevende zichten op het meer.
Zelfs de kindjes werden er rustig van en hebben zeker 1 uur hier gespeeld. Eerst hoger op de helling met wat stenen. Later aan de voet van het meer, met hun voetjes in het water.
Prachtig om zien en voor ons was het genieten van de rust, de zon en de setting in zijn geheel.
Aan alle mooie liedjes komt een einde: ooit moet je terug vertrekken. Vrij laat op de middag zijn we aan de terugtocht begonnen. Dat zou nog een heus avontuur worden.
Ergens halverwege de afdaling hebben we nog een appeltje gegeten bij de ruige rivier. Onze Lander had al vaak mensen van de rivieren hier zien drinken en wou dat ook eens graag doen. Wij keken naar mekaar en dachten: waarom ook niet, we zitten tenslotte ver in een natuurpark, ver van vervuiling. Als je het water hier al niet meer kan drinken, waar ter wereld dan nog wel? En het is een unieke belevenis. Dus hebben we onze lege drinkbus gevuld met kristalhelder water uit de rivier en allemaal wat gedronken. Zalig lekker was het, en zalig fris.
Ook heel fijn om dat te kunnen doen.
Maar dat was nog niet het hele avontuur: toen besloten mijn voeten om hun grip op de rotsen te verliezen. Daar ging ik, fototoestel in de hand, plat op de grond. Auw. Een verdovende klap. Het leesdopje van mijn fototoestel vloog enkele meters ver na een klap tegen een rotsblok.
Ik checkte snel mijn lens en fototoestel. Oef, alles leek nog ok. Kon ik toch nog die foto van onze Lander nemen die ik in gedachten had. Enkele foto’s later, keek ik ook eens naar mezelf. Oei, daar druppelde wat bloed. Waar komt dat vandaan?
In mijn elleboog bleek een gat te zitten van ongeveer de grootte van onze Lander zijn pink en het leek ook wel vrij diep. Er pruttelde wat bloed uit. Pruttelen was het juiste woord, want er stonden belletjes op. Gelukkig hebben we steeds wat verband en zo bij. Dokter Bert heeft het vuil er wat uitgehaald met een pincetje, boeltje ontsmet en een dikke plakker erop. We konden verder.
In het begin voelde ik niet veel, maar nu – 2 dagen later – voel ik mijn elleboog erg goed. Eventjes maar niet te veel bewegen. Gaan lopen, wat ik ’s avonds typisch nog doe – zit er niet in.
Terug beneden gekomen, besloten we uiteindelijk naar dezelfde camping te rijden. Het was zo’n geweldige plaats en 4 dagen quasi zonder elektriciteit en GSM ontvangst, wanneer is de laatste keer dat je dat nog hebt meegemaakt? Nee, die kans konden we niet laten liggen.
Op tijd opstaan, want vandaag begint onze cruise door Doubtful Sound in Fiordland. Eerst moeten we Lake Manapouri oversteken met een boot. Dat is een uurt (!) varen. Dat wordt meteen een toppertje voor de kindjes want onze Lander en ons Fien mogen het roer van de kapitein overnemen.
De overtocht brengt ons ook van een mooi landschap naar prachtig landschap: langs het meer worden de bergen hoger en hoger, steiler en steiler en ze volgen elkaar in sneltempo op.
Aan de overkant van het meer is elektriciteitsgenerator en een weg van 16 km naar Deep Cove, de echte start van ons avontuur. Deze weg, hoewel onverhard, is de duurste van heel Nieuw-Zeeland: 2 doller per cm weg. Tel maar uit. Hij is speciaal aangelegd voor de constructie van het electriciteitsstation. Het principe is om de uitstroom van Lake Manapouri naar de zee (= Deep Cove) te reguleren. Een gigantisch constructiewerk moet dat geweest zijn. Nu maakt het toerisme naar Doubtful Sound een pak makkelijker.
We kruipen met zijn 11 + de chauffeur (Andy) het busje in voor onze eerste avontuurtjes samen: een rit van een uurtje inclusief enkele tussenstops. Ons Fien had al genoeg van al het zitten en liet goed van zich horen, maar niets dat een welgemikt tutje niet kan oplossen. Oef.
Aan Deep Cove gekomen, maakten we kennis met de rest van de crew: Vic, de schipper/kapitein, en Alex de kokkin. Maar eigenlijk waren de 3 zo’n beetje manusje van alles. Zeker Alex en Andy: koken, afwassen, eten maken, helpen vissen, vissen fileren, duiken naar kreeften, het dek schrobben, stofzuigen en bovendien ons entertainen. Ze deden het allemaal. Ik vond het best indrukwekkend.
Ze onthaalden ons met een glaasje bubbels en een glaasje fruitsap voor de kindjes, vervolgens was het lunch (pasta met een soort kreeftsaus), rond 14u kregen we dan een muffin, rond 16u allerhande aperitiefhapjes en later het 4-gangen diner (een gefrituurde mossel, soep, kreeft, een hoofdgerecht met kabeljauw (blue cod) en tot slot een karamelpudding met een heerlijk zwaar sausje). Op dat vlak kwamen we dus alvast niks te kort.
Voor de rest werden we heel goed bezig gehouden door crew en kapitein: Doubtful Sound was verbluffend mooi (zie ook de special). De kapitein loodste ons naar schitterende plaatsen en kende zijn boot maar al te goed: zo loodste hij ons met de voorsteven tot tegen de rotsen zodat een watervalletje gewoon recht het dek op liep. Prachtig was dat.
Ook de kindjes hebben ervan genoten en een kleine douche genomen onder de waterval. Dat kon ook de rest van de passagiers wel bekoren :-). Ze hadden trouwens beiden al snel de harten van onze medepassagiers gestolen. Later op de middag gingen we vissen. Ik voor de eerste keer van mijn leven en dan nog 2 vissen gevangen ook. Bert had helemaal de smaak te pakken en was bijna niet weg te slaan bij de vishengels.
Ook de kindjes vonden het geweldig als vake of papa iets gevangen hadden. Ook de rest van de passagiers werd luid aangemoedigd wanneer ze beet hadden.
Het was meteen ook een harde levensles om de vissen in een bak gegooid zien worden en vervolgens met een pin door hun hoofd om hen uit hun lijden te verlossen. Het hoort er allemaal bij: de vis wordt gegeten.
Daarna brachten enkele albatrossen – wat een machtige vogels – ons een bezoekje.
Later op de namiddag, wanneer we bijna in volle zee waren, ging de bemanning ook duiken (40m diep) op zoek naar kreeften. Ook dat was een heel avontuur voor de kindjes. Zeker ook toen ze een half uurtje later terug boven kwamen met hun vangst en de kreeften machteloos over het dek aan het kruipen waren. De bemanning gaf wat biologieles aan de hand van de gevangen exemplaren.
De les werd echter bruusk onderbroken toen het er plots heftig aan toe ging op zee: iemand werd tegen de grond gekwakt, het water gulpte het dek op en iedereen probeerde ongeschonden binnen te geraken.
De kapitein loodste ons terug naar rustiger wateren en er werd nog wat gevist. Het kajakken werd helaas overgeslagen: ik was de enige die eventueel wou. Enerzijds lag dat aan de leeftijd van de medepassagiers (denk ik) anderzijds aan het feit dat het ondertussen aan het regenen was.
Het avondmaal werd laat opgediend. Ons Fien was ondertussen pompaf en ging vlot slapen tijdens het eten. Onze Lander heeft het einde van de maaltijd gehaald en ging toen slapen als een mak lammetje.
Wij bleven nog een tijdje lanterfanten en babbelen met de andere passagiers bij een tasje thee. Het was fijn internationaal gezelschap: Amerikanen, Canadezen, Britten en wij. De gesprekken waren uiteenlopend: van Trump over Brexit naar de kat van een van de koppels. Het kwam allemaal aan bod.
Plots ging iedereen slapen. Ik wou nog wat opblijven. Eigenlijk wou ik de sterrenhemel zien, maar het was snel duidelijk dat dat niet zou lukken: wolken en regen. Dan had ik graag de absolute duisternis ervaren op zo’n locatie. Om 23u ben ik ook maar naar mijn kajuit getrokken om daar de nacht gedeeltelijk slapeloos door te brengen: er raasden te veel gedachten en emoties door mijn hoofd.
Om 5u werd ik wakker van het schommelen van de boot. Om een of andere reden begon die plots heviger te schommelen en dat bleef zo. Even later stond de kapitein op en waren we alweer vertrokken. Na een decadent ontbijt met onder andere roerei met kreeft bracht de kapitein ons nog langs enkele plaatsjes om duimen vingers van af te likken. Ik kon er niet genoeg van krijgen. De lichtomstandigheden waren bijna ideaal en ook de wolken en bergtoppen werkten goed mee. Regen is misschien wel het ideale weer om Doubtful Sound te bewonderen.
Noot bij foto: Deze foto geeft een idee van de dimensies: het schip dat je ziet is een 3-master waar 70 man kan blijven slapen)
Rond 9u30 waren we opnieuw aan Deep Cove en konden we het busje in, de boot op en terug naar Manapouri. Heel moe en nog meer voldaan stapte we rond 12u terug onze vertrouwde mobilhome in. Voor ons zat de dag erop, want we waren veel te moe om nog iets te doen: iedereen had slaap nodig :-).
Eindresultaat: 713 foto’s op 1 etmaal. Daarvan vind je er hier 8. De rest mag je bij ons thuis eens komen bewonderen. Zeker de moeite, maar het toont nog niet de helft van de schoonheid. Dit is een absolute must do.