Avontuur komt onverwacht. Waarom zou het ook enkel overdag kunnen gebeuren? We hebben een bewogen nacht achter de rug. Eerst viel onze Lander – voor het eerst – vanboven uit zijn stapelbed. Hij werd wakker, maar viel al bij al snel terug in slaap. ’s Morgens bleek hij wel een soort blauw oog te hebben. Om middernacht begonnen plots de sirenes van de brandweerkazerne loeihard door de vallei te galmen. Ik veronderstel dat het niet om een oefening ging. 3u30 dan: plots begint ons Fien over te geven. Bert is er alweer supersnel bij om het ergste op te vangen. Geen idee hoe hij het doet. Het lijkt wel alsof hij het aanvoelt op een of andere manier. Is dat een variant van het befaamde moedergevoel?
De ochtend verloopt dan ook moeizaam: we geraken ons bed niet goed uit. En er moet gewassen worden. De kindjes spelen gelukkig supergoed met enkele Nederlandse kinderen. Wij doen een gezellige babbel met de ouders tussen het wassen en afwassen door. Rond 12 u kunnen we uiteindelijk naar Gillespie beach vertrekken voor picnic en wandeling.
Voor we er zijn, moeten we weer wat onverharde weg door de tropische bossen door. Dit levert geen noemenswaardige avontuurtjes op, maar eens we door het bos zijn, verandert de sfeer volledig. In fox glacier was er een straalblauwe hemel met een verzengende vochtige hitte als gevolg. Bij Gillespie beach heerst duidelijk een microklimaat: het is hier supermistig en lekker fris (en boordevol sandflies).
Jammer, want ik had gehoopt de bergen van hieruit te zien. Af en toe ontstaat er een kleine opening in de mist en kunnen we opnieuw wat glimpen opvangen. Heel erg mooi.
De zee lijkt hier nog woester dan we al ergens gezien hebben. Bijzonder sfeervol voor onze picnic.
De wandeling naar gillespie lagoon was erg vochtig en vrij saai. We zetten echter door en worden beloond met misschien wel het allermooiste zicht tot hiertoe. Het lagoon met daarnaast subtropisch regenwoud, grijswitte steenstranden, op de achtergrond nog meer regenwoud en in de verte de besneeuwde Alpen: ja, hoor. We hadden geluk: het klaarde hier net een beetje op. Toeval of niet. Schitterend. Ongeëvenaard. Adembenemend.
Terug op de camping, waren de speelkameraadjes van onze Lander er ook. De rest van de namiddag hebben ze samen bij ons gespeeld (mits een beetje aanmoediging).
Benieuwd of de nacht nieuwe avonturen in petto heeft.
Pffff. Regen, regen, regen en nog eens regen. Een groot deel van de nacht en een heel stuk van de dag. De westkust doet zijn reputatie alle eer aan. Op zich heb ik daar niks op tegen, behalve dat je dan zo weinig kan zien van de bergen hier. En dat het zo’n gedoe is om buiten te komen.
Vandaag stond sowieso het vervolg van de rit naar Fox Glacier op het menu. Deze rit had ongeloof prachtig moeten zijn, maar daar hebben we meestal niet veel van gezien.
Af en toe kunnen we een glimp opvangen van de onaardse en ongerepte schoonheid van dit woeste Nieuw-Zeeland. Woest is het altijd geweest als we de bordjes mogen geloven: ze hebben het pas in 1965 kunnen ontsluiten met een echte weg. Dan trekken de wolken een klein beetje weg, net als je over een brug rijdt en kan je de rivier zien met daarachter spitse bergen, deels gehuld in wolken, deels bedekt door subtropisch regenwoud. Wat zou ik dit stukje Nieuw-Zeeland graag in al zijn pracht kunnen bewonderen.
De eerste tussenstop – Knights point – staat in de Lonely Planet als: ‘Stop if humanly possible’. Stoppen doen we, maar ik ben de enige die uitstapt in de gietende regen. Je voelt de potentie van schoonheid in alle schimmen die je ziet, maar eigenlijk krijg ik niks te zien.
De tweede tussenstop – Lake Moeraki – stappen Bert, Fien en ik uit. Lander blijft zitten. Dit is nog meer Jurassic Park; ik weet het; ik val in herhaling.
Dan rijden we door tot Lake Matheson. In goede omstandigheden een spiegelmeer waarin de bergpracht die we zouden moeten kunnen zien, nog eens weerspiegeld wordt ook. Hier doen de kindjes en ik een wandeling. Bert komt ons later vervoegen.
Het is opnieuw noppes. Maar opnieuw voel je dat het kan zijn. Misschien moeten we nog eens terugkomen bij mooi weer.
Noot: het wit is waar de bergen zouden moeten zijn volgens de prachtige bordjes 😉
Tot slot doen we ook nog een wandeling door een stukje regenwoud. Nog maar eens een fantastisch stukje bos. Wat is dat mooi. Onbeschrijflijk. Wat kan een gevallen boom toch glorieus mooi worden.
De dag zit erop. Morgen geven ze normaal mooi weer. Misschien moeten we nog maar eens terugrijden dan. We zien wel.
Ah ja, deze panorama foto van Lake Wanaka – enkele dagen geleden – kan ik jullie niet onthouden:
Het avontuur begint vandaag bijna onmiddellijk nadat we vertrokken zijn naar onze eerste wandelstop van de dag: de wandeling naar Lake Ellerly. We moesten weer wat onverharde weg doen, we komen net aan het startpunt toe en plots begint er eentje over te geven: ons Fien.
Bert vliegt naar achter terwijl hij ons afwastijltje in volle vaart meegritst en weet nog een en ander op te vangen. Maar helaas, het kwaad was geschied: er moest geruimd en gekuist worden.
Ons Fien lijkt verder geen last meer te hebben, dus we beslissen dat ik de kindjes meeneem op de wandeling, Bert komt na. Ondertussen begint het uiteraard ook te regenen, dus alle regengerief aan, een walkie-talkie mee en op pad.
De wandeling zelf is een absoluut pareltje. Ik sprak gisteren al van Jurassic park: wij hebben erdoor gewandeld. Een fantastisch mooi weggetje doorheen subtropisch regenwoud. Het weggetje volgde mooi de ongerepte rivier die naar Lake Ellerly zou leiden. Af en toe horen we de lokroep van wat wel een of andere exotische dinosauriër moet zijn. Dit geluid kan toch niet van een vogel afkomstig zijn. Of wel?
Dan is er Lake Ellerly zelf. Wat een pracht en mystiek, ondanks de regen. Misschien wel dankzij de regen. Ik heb het al eerder gezegd. Bert heeft ons nog altijd niet ingehaald. Ik probeer de walkie-talkie nogmaals en – jawel hoor – ik hoor zijn stem, ook al versta ik hem niet echt. Ik geloof dat hij vertrokken is. We zullen even wachten in de gietende regen zodat hij ook van dit schouwspel kan genieten. We zijn toch al nat ;-).
Terug bij de mobilhome – met Bert – doen we alle natte spullen uit en trekken iets droogs aan. Voor sommigen al het 3de plunje van de dag: zo gaan we snel terug moeten wassen.
Ah ja, ons Fien heeft alles gestapt. Zonder zagen of morren. Ze lijkt erdoor.
Even verder – we hebben ondertussen gegeten – is de Hapuka Estuary walkway: een leerrijke korte wandeling door moerasland. Fien slaapt, dus Bert blijft ook in de mobilhome. Lander en ik trekken onze natte kleren terug aan. We krijgen nog even een goeie bui wanneer we vertrekken, maar dan is het plots droog en kunnen onze jassen beginnen drogen.
Weer enkele kilometers verder komen we bij Ship Creek. Nog meer Jurassic Park hier of Robinson Crusoe. Kies maar. Zovele exotische films kunnen hier gemaakt worden. Zonder problemen. Kijk maar naar de foto’s.
Er zijn hier 2 korte wandelingen. De Dune Lake walk gaat gedeeltelijk langs het strand. We besluiten daarmee te beginnen. In het begin regent het nog wat, maar dan is het plots volle bak zon en bakken: een muffe, drukkende hitte. Onze jassen drogen al bij al goed en Bert haalt – samen met een appeltje – nog meer natte spullen aan om te drogen terwijl de kindjes op het strand spelen en papa wat fotootjes gaat nemen. De kindjes zijn duidelijk dolblij met eindelijk nog eens strand en echte zee in plaats van al die meren. De Tasmaanse zee is ook duidelijk nog niet gekalmeerd tijdens onze afwezigheid: ze beukt nog steeds met woeste kracht op het land.
Na een hele poos, gaan we toch ook nog voor de Swamp forest walk. Ook dit is een mooie: ze brengt ons door een heel oud tropisch regenwoud dat gegroeid is op moerasland. Prachtig. Het duin meertje dat we tijdens de andere wandeling gezien hebben, staat uiteindelijk hetzelfde lot te wachten: eerst zal er riet groeien, daarop geleidelijk wat struikgewassen en uiteindelijk ook bomen. Wat een krachttoer van de natuur.
Oeps, ’t is alweer 17u. Hoog tijd om een staanplaatsje te vinden voor de nacht, want campings zijn er hier in de verste verte niet te vinden. Morgen zetten we onze ontdekkingstocht verder; tenminste als de dinosauriërs ons hebben laten leven.
Nog maar eens afscheid nemen van Ellie. Het wordt er niet makkelijker op. Daarna op naar Jackson Bay, een absolute uithoek van de west kust van Nieuw-Zeeland.
Het zal echter enkele tussenstops duren voor we er geraken:
nog maar eens naar de winkel in Wanaka: het zal even duren voor we nog eens een deftige winkel passeren
Picknick stop langs het fabelachtig mooie Lake Hawea
Een korte klim naar Haast Pass lookout om een appeltje te eten
Een 3 minuten wandelingetje naar de teleurstellende Thunder falls.
Ik som dat hier zo maar eventjes op als ware het een winkellijstje, maar er zaten alweer enkele pareltjes tussen. Vooral Lake Hawea is adembenemend mooi.
En de tocht langs Haast Pass – de laagste doorsteek door de bergen – is onmogelijk prachtig. Denk aan de beschrijving van gisteren: de weg naar Mount Aspiring, maar dan in het kwadraat. De weg zelf is misschien iets minder sfeervol omdat hij verhard is en de factor avontuur wat wegvalt, maar de bergen waren zo mogelijk nog imposanter, nog straffer, nog hoger, nog … . Ze hadden gewoon net dat ietsje meer. En zo kwamen we uiteindelijk in Haast toe.
Daar namen we de afslag richting ‘einde van de wereld’ a.k.a Jackson Bay. Dit is echt wel letterlijk te nemen: 50 km weg met daarnaast nauwelijks een huis of een dorpje tot je in Jackson Bay toe komt.
De 50 km weg was wel om duimen en vingers af te likken: we waanden ons zo in Jurassic Park. De weg leek recht op de perfecte berg te rijden. Nu lag hij nog klein en donker in de verte, maar hij werd langzaam maar zeker groter en duidelijker. Langs de kanten van de kaarsrechte weg een dichte, exotische vegetatie. Aan de rechterkant konden we – heel af en toe – een glimp opvangen van een kort strand en woeste zee. Links lag achter de vegetatie een bergachtig landschap verscholen tussen de wolken, duidelijk begroeid met een even exotische vegetatie, maar toch net iets anders.
Af en toe moesten we een brede rivier oversteken die zijn weg zocht naar de zee. Dan zagen we knalblauw water afgezoomd door een tapijt van lichtgrijze tot zelfs hagelwitte kiezelstenen. Hier en daar lag er een vergrijsde monumentale boomstam in de zon. De rivier had die achteloos laten rondslingeren toen het gros van het smeltwater uit de bergen de zee alweer had bereikt. We waren echt niet geschrokken als er hier zo’n grote dinosauriër zijn nek uit stak om een blaadje van een boomkruin mee te pikken, of als we – hopelijk in de verte – het gebrul van een Tiranosaurus Rex hadden gehoord. Het was echt een cool landschap.
En dan was er Jackson Bay. Aan de voet van enkele bergen. Lang enkel te bereiken via de zee.
Hier staan nauwelijks enkele huizen en hier is duidelijk maar 1 activiteit die voor inkomsten zorgt: vissen. Er is zelfs geen camping of motel. Er is wel 1 – overigens befaamd – fish-and-chips kraampje: The Cray Pot. Van heinde en verre komt men hier fish-and-chips eten. Wij konden dus niet achter blijven: het was inderdaad het betere spul met een zicht om u tegen te zeggen.
Daarna nog een late wandeling gemaakt: Wharekai-te kou walk. Een prachtige wandelingetje door een subtropisch regenwoudbos naar een rotsstrandje. Het spreekt tot de verbeelding. Helaas geen kiwi of pinguïn gespot. Het had gekund. Het einde van de wereld bevalt ons wel.
Een laatste wandeling in deze streek en dan op naar de West-kust. Ze kiezen voor een Rob Roy Glacier track in Mount Aspiring National park. We hebben gehoord dat dit een zeer mooie wandeling zou zijn. Maar eerst was er afscheid: de kindjes hebben hier de laatste dagen een soort surrogaat oma gevonden in Ellie. De dame is absoluut toe aan kleinkinderen: duwen en schommelen in de speeltuin, spelen met balletjes en zelfs de frisbee, een ijsje geven, … Het is een kleine greep uit het assortiment. We wisselen nog even adressen uit.
Uiteindelijk geraken we toch vertrokken. De weg er naartoe is simpel: we rijden de camping af en dan de weg naar rechts volgen tot hij ten einde is. Het is een prachtige weg.
Eerst slalommen we op verharde weg door de bergen. Na enkele kilometers mindert het slalommen van de weg en nestelt de weg zich in een vrij brede vallei. Het is niet langer de weg zelf die slalomt, maar eerder de vallei die tussen de bergen slingert en zich zo een weg zoekt naar onze bestemming. Al snel zien we links, rechts, voor en zelfs achter alleen maar bergen. Machtig en heel bevreemdend omdat we toch in een vrij brede vallei aan het rijden zijn. De laatste 30 km wordt de weg onverhard en rijden we letterlijk door de weien van koeien en schapen. Deze zijn dat blijkbaar gewoon dat er wat auto’s gebruik maken van hun terrein, want ze letten nauwelijks op ons.
We laten een gigantische stofwolk achter ons. Sfeervol om te zien. De stofwolk van onze voorganger vinden we dan weer iets minder sfeervol: die belet ons het zicht. Plots slingert de weg toch weer een beetje langs een bergwand om dan weer in een vallei uit te komen. En dan begint het avontuur. Er staat een bord dat het aankondigt: ‘this road is backcountry’.
De vallei behuist niet alleen de weg, maar ook een brede rivier. Regelmatig stromen er kleinere riviertjes die uit de bergen komen naar de rivier. Daar moeten wij over. Meestal zijn er dan bruggetjes voorzien. Zo ook hier. Tenminste, in het begin. De laatste 10 waren zogenaamde ‘fords’ of doorwaadbare plaatsen. Yep, het is de bedoeling dat je hier door het riviertje rijdt.
Althans, de weg deed dat duidelijk.
Na een korte aarzeling, besloten we onze mobilhome om te dopen tot een volwaardige 4×4 backcountry jeep. Met succes!! Eerste hindernis genomen. Op naar de volgende. Spannend toch!
De 9 volgende leverden steeds minder spanning op en uiteindelijk zagen we de goed volgeparkeerde parking voor de wandeling. We waren duidelijk niet de enige die het erop gewaagd hadden.
De wandeling zelf vond ik persoonlijk niet zo veel soeps. Het begon in de vallei waarin we ook gereden hadden en dat was wel leuk.
Maar we gingen al snel een heuvel op en de bossen in. Weinig zicht, weinig interessant bos. Nope, het kon mij niet echt bekoren. Het eindpunt van de wandeling – de Rob Roy gletsjer – was wel erg imposant en kon ons wel bekoren.
We zijn hier dan ook een hele tijd blijven rondhangen, eer we de terugweg aanvatten. We waren ook zo weer beneden en dan konden we aan het avontuur beginnen in de omgekeerde richting. Het was ondertussen al vrij laat en de eerste mogelijke plaats waar we mochten staan, was al snel een uurtje rijden. We passeerden bovendien iets verder ook terug aan de camping. Yep, waarom ook niet, dan hebben we een lekker warme douche.
En zo staan we hier weer in Glendhu Bay, nog een nachtje langer. Morgen echt op weg naar de West-kust. Tenzij we weer een ander excuus vinden natuurlijk 😉
We hebben het hier wel naar onze zin, dus blijven we nog een dagje langer. Vandaag is trouwens ook de Wanaka Triatlon en die passeert hier voor de camping. We kunnen dus de dappere helden aanmoedigen die reeds om 7u (!) begonnen zijn aan hun ‘ochtendduikje’ in het meer hier en nu – ondertussen op de fiets – in de reeds brandende zon voorbijrazen. Ik houd wel van een sportieve uitdaging, maar dit is echt niet aan mij besteed.
Daarna de mobilhome nog op TradeMe zetten, nog wat werkmails beantwoorden en een beetje foto’s verwerken en bloggen. Ook op werkfront leuk nieuws gekregen vandaag: ik kan terug aan de slag bij Datalumen en Colruyt wanneer ik terug ben. Bert amuseert zich ondertussen met de kindjes.
De namiddag opnieuw aan het meer doorgebracht, al was het vandaag minder gezellig en rustig. Het is weekend en de Nieuw-Zeelanders maken daarvan gebruiken om met al hun vaartuigen (jetski’s, snellere en tragere boten, paddleboards, opblaasboten, kajaks, …) af te zakken naar hun meren. Zo ook naar dit meer. Ergens wel leuk om hen eens bezig te zien.
Deze dag voelt ook een beetje aan als een soort van eindpunt, ook al hebben we nog een maand te gaan. Vanaf nu beginnen we eigenlijk terug naar boven te rijden; terug naar huis. Dat levert gemengde gevoelens op, en voor het eerst bekijken we ook eens de eerste week dat we thuis zijn. Van hieruit gezien lijkt het allemaal erg druk te worden. Drukker dan ik zou willen alleszins. Het echte leven doet stilletjesaan terug zijn intrede.
P.S. Ach ja, nog een tussendoortje: we hier radijzen gekocht. Radijzen is het juiste woord; radijsjes zou ongepast zijn voor knollen die bijna zo groot zijn als kleine appeltjes (pink ladiesnight). Ongelooflijk.
P.P.S. Nog zo eentje: spruitjes! Niet te geloven. Spruiten is een veel beter woord. Dat waren heuse appelen. Ik had misschien een foto moeten maken. Als ik ze nog eens tegenkom, post ik er eentje.
We hebben ons record gebroken: geslapen tot 8u45. Feitelijk overslapen dus. 🙂 Dat heeft er ons gelukkig niet van weerhouden om toch een mooie wandeling af te ronden: Lindis peak track met 900 hoogtemeters op 5,5 km (11 return) toch een mooie klim.
We hadden ook wat bekijks / hindernissen:
De temperaturen hier zijn vandaag ook niet mis: het is vrij heet.
Rond de middag vertrokken en rond 14u30 aan de top voor ons stukje namiddagfruit. De vergezichten waren erg mooi, maar niet van het kaliber van Roys Peak enkele dagen geleden.
Enerzijds omdat we niet erg een echt berggevoel hadden: de bergen rond Lindis peak waren heel erg afgerond en geen ruige, spitse pieken. Bovendien lag er ook nog een vlakte tussen (in plaats van een meer). Dat voelt meteen ook heel anders aan.
Nog wel iets opmerkelijks. Kijk eens naar volgende foto. Wat valt op?
Zie je de draad die dwars door de foto loopt? Zie wat een effect dat heeft op het landschap? Bizar toch.
De afdaling verliep vlot en – ruim op schema – kwamen we weer aan de mobilhome aan waar we ons meteen op een ijsje gestort hebben om wat af te koelen (wat is een mobilhome (met vriezertje!!!) toch leuk op zo’n moment).
’s avonds hebben we nog genoten van een ongelooflijke sterrenhemel bij het meer. Het was niet eens perfect donker op de camping en toch zijn er zoveel meer sterren te bewonderen dan bij ons. Er waren zelfs een paar vallende tussen. Prachtig. Bovendien was het meer spiegelglad waardoor de helderste sterren zelfs weerspiegeld werden door het meer. Dat had ik nog nooit gezien.
P.S. Onze frank is ook gevallen: over een maand zijn we alweer thuis.
Er zijn zo van die dagen dat je beter niet uit het huis komt, je je best ergens neerploft en vooral nergens aan komt. Dit was absoluut zo eentje.
Ik ging met de kindjes naar de winkel in Wanaka. Tegen dat ik daar was, bleek een straat waarlangs ik moest rijden, afgesloten. Jammer, maar daar was ik nog op voorbereid: ik had mijn GSM reeds als copiloot ingesteld. Dat ging goed.
Vervolgens bleek er een of ander evenement aan de gang in Wanaka: het was pokkedruk op de baan. Op zich geen probleem, ik was bijna aan de ingang van de parking. Oeps, weg geblokkeerd door een file. Geen probleem, in Belgie laat iemand je wel de straat oversteken om de parking op te rijden.
Hier reed de auto – een toerist uiteraard – het gaatje zo snel mogelijk dicht zodat ik de parking niet kon oprijden. En dan angstvallig vooral niet mijn richting uitkijken. Zo gaat dat dan. De auto erachter was al naarstig aan het zwaaien en teken doen. Die zou mij wel laten passeren.
Dat was echter buiten de waard gerekend: ook hij – een oudere meneer – reed het gaatje meteen dicht. Wat was dat hier allemaal. Vervolgens draaide hij wel zijn raampje open en vertelde mij dat er geen mobilhomes op de parking waren toegelaten. En inderdaad, nu de file wat openging kon ik een piepklein bordje zien met daarop een afbeelding van een mobilhome en een rode streep erover. Hmm, niet welkom op de parking van de winkel. Gelukkig was ernaast nog een grote parking. Ik leek geluk te hebben: er reed er net eentje weg. Ik volg uiteraard braafjes de pijlen van hoe je verondersteld wordt te rijden. Tegen dat ik aan de parkeerplaats ben – uiteraard de enige op gans parking; er was nog iets te doen, weet je wel – rijdt er een wagen pal voor mij de parkeerplaats op vanuit een richting dat hij niet zou mogen komen. Lap.
Dan maar parking terug afgereden op zoek naar een andere plaats. Normaal zou ik nu de aftocht geblazen hebben – mijn humeur zat al onder het vriespunt – ware het niet dat we absoluut brood en melk nodig hadden. Een paar rondjes dan maar. Yep, uiteindelijk had ik geluk: een plaatsje gevonden waar ik 30 minuten mocht staan. 30 minuten, dat haal ik nooit; normaal heb ik een uurtje nodig met de 2 kindjes. Maar het kon me allemaal niet meer zo veel schelen.
Op naar de winkel. Ook daar was het verschrikkelijk druk. Het leek wel een zaterdag in de Colruyt: je kon geen meter stappen zonder tegen iemand aan te lopen of zonder dat iemand je de weg aan het versperren was. Hatelijk. En de winkelbediendes deden ook flink hun best om overal in de weg te gaan staan. Al bij al nog vrij vlot door de winkel geraakt met de kindjes. Op naar de kassa.
De wachtrij viel – zoals steeds hier – goed mee: ik kon meteen alles op de band beginnen plaatsen. Alles in zakjes steken. Klaar. Nu enkel nog betalen.
Je raadt het al: net nu, net die ene keer dat Bert er niet bij is, weigert mijn kaart dienst. 2 keer geprobeerd, maar ze deed niets. Zonder duidelijke foutenboodschap. Ja mevrouw, deze kaart heeft al gewerkt in jullie winkelketen. Nee mevrouw, dit is de eerste keer dat ze dienst weigert in Nieuw-Zeeland.
Daar sta ik dan met mijn volle kar en 2 kindjes. Gelukkig bleek er een machine om geld af te halen aan de ingang van de winkel te staan. Lander bij de kar gelaten, samen met 2 bewakers – 2 heel vriendelijke iets oudere dames. Ondertussen met Fien geld proberen af te halen. Eerste poging: mislukt, daglimiet zou overschreden zijn. Zeer bizar. Ik zet me even aan de kant en check een en ander via mijn KBC app. Wat is het op zo’n moment toch fantastisch om in het mobiele digitale tijdperk te leven. Ik merk niks speciaals. Ondertussen nog maar eens proberen. Oei, er staat een rij. Even mijn beurt afwachten.
Ha, nu lukt het wel. Oef.
Terug bij de kar en de 2 dames. Lander zit daar nog steeds heel erg flink. Hij heeft ondertussen een cadeautje gekregen. Fien heeft dat uiteraard meteen gezien. Even later – ik moest nog even wachten voor ik mocht betalen bij de kassa – heeft ook zij een cadeautje in de wacht gesleept. Zo fier als een pauw. Ik praat nog even met de dames, en bedank hen om op de kar te letten. Tja meneer, iedereen heeft dat wel eens een keertje voor he.
Ik geraak veilig en zonder ongelukken terug op de camping. Daar wacht Bert, al lichtjes ongerust over het feit dat ik zo lang ben weggebleven. Hoe zou het ook komen.
De namiddag blijven we op de camping aan het meer. Het is fantastisch. De hemel is knalblauw, geen wolkje aan de lucht. De zon schittert en doet het meer prachtig glanzen. Je kijkt zo tot de bodem. Het water is loepzuiver en kristalhelder. Je ziet de stenen – en het goud *GOUD* – zo glinsteren in het water. Het goud is eigenlijk goudstof, maar het doet niet minder dromen. Aan de overkant een berg met op de top nog een witte schijn van smeltende sneeuw. Daarachter prijkt een berg volledig gehuld in een wit tapijt. Hij lijkt lager dan de eerste berg, maar gezien zijn witte tapijt moet hij beduidend hoger zijn.
De kindjes spelen in het water en doen het rimpelen. Ze amuseren zich te pletter met steentjes, stokken en het water natuurlijk.
Hier moeten we blijven. De namiddag vliegt voorbij. Het is alweer tijd om te koken.
Je zal het niet geloven; het is eigenlijk te straf om te geloven; maar dan plots geen elektriciteit meer. Ik zou net aan mijn kaassausje beginnen; de boter was al gesmolten. Enkele minuutjes gewacht en dan maar eens gaan horen bij de receptie: het is een algemeen probleem, vermoedelijk voor de rest van de avond. Gelukkig kan ik in de mobilhome op gas verder koken. Ik neem me voor vandaag nergens meer aan te komen: alles lijkt mis te gaan.
Oef, ik heb het gehaald: het einde van een erg intense dag.
Vandaag was niet zo’n heel interessante dag vanuit vertelperspectief. We hadden de was en de plas al veel te lang niet meer gedaan, dus hebben we daar vandaag de ganse dag (!) aan besteed. 4 machines was + nog wat handwas, mobilhome gekuist (tot en met alle matrassen buiten, stofzuigen, stof afdoen, …). Een hele boterham dus.
In de voormiddag konden de kindjes zichzelf nog wat enterainen, maar in de namiddag hadden ze wat ondersteuning nodig. Ondertussen de mobilhome ook nog te koop gezet op enkele sites. (nvdr: heeft er nu nog altijd niemand van jullie interesse???? Ik doe nog zo mijn best om Nieuw-Zeeland aan te prijzen). Je ziet het, we hebben wat werk verzet. Geen foto’s dus vandaag. (Ooooooooh, wat jammer ;-))
Tot morgen!!
P.S. Wel mooi weer gehad: het zonnetje was van de partij.
Valentijn, tijd om onze grenzen nog eens te verleggen. De Roys Peak Track staat op het menu: maar liefst 1250m klimmen over een afstand van 8 km naar Roys Peak op een respectabele hoogte van 1578 meter. De top hoeven we niet perse te halen, al zou het mooi zijn natuurlijk. We zullen zien hoe ver onze Lander het uitzingt.
Het is een prachtige dag en de uitzichten zijn na enkele honderden meters stijgen reeds verbluffend. Ik vraag me dan ook af hoeveel zin het heeft om effectief naar de top te stappen, zeker aangezien we op deze flank van de berg lijken te blijven: het uitzicht zou dus hetzelfde blijven.
Niets bleek echter minder waar. Zelfs al bleven we op dezelfde flank, met elke meter die we stegen, konden we nog net iets verder zien dan voorheen: er kwam een bergketen bij in de verte, Lake Wanaka werd nog groter dan het al was. Het landschap liet zich ontdekken.
Na 1,5 uur stijgen namen we een eerste ‘break’: even een banaan en een appel binnenspelen. Drie kwartier later – het was ondertussen 12u30 – onze lunchpauze. Wat een zicht openbaarde zich hier. We waren dan misschien nog niet aan de top, maar we overstegen hier net enkele lagere pieken waardoor we voor de eerste keer aan de andere kant van de berg konden kijken. Bovendien werden de pieken verder van ons af telkens iets lager waardoor je prachtige vergezichten had op lake Wanaka en de nog besneeuwde bergketen erachter. Ongelooflijk! We waren dan ook niet de enigen die hier hun boterhammetjes aan het opeten waren. Het was zelfs een file van een tiental minuten om een mooie foto te kunnen maken van jezelf op een van de mindere pieken met het prachtige uitzicht erachter.
Van hieruit konden we Roys Peak ook al goed zien liggen, met dank aan een mooie GSM mast die erop geposteerd is. Ook de figuurtjes naast de mast werden stilletjesaan mini-mensen in plaats van bewegende stipjes.
We besloten ervoor te gaan. Het leek haalbaar. Onze Lander zat nog fris. En ja hoor om 13u45 stonden we op de top. Iets minder dan 3u effectief klimmen en klauteren, zwoegen en zweten en we waren er.
Op de top kreeg onze Lander een ongelooflijke energieboost; ons Fien trouwens ook toen ze wakker werd. Niet vanwege de ongelooflijke vergezichten, wel vanwege de sneeuw. Yep, er lagen hier nog restjes sneeuw en onze lander heeft er zich rot mee geamuseerd.
Sneeuwballengevecht met vake, sneeuwballengevecht met papa, sneeuwballengevecht met een andere dappere wandelaar, enz. Het was superleuk. We moesten moeite doen om onze kindjes terug mee naar beneden te krijgen. We hadden dus tijd om met volle teugen te genieten van de mooie valleien, uitgestrekte landschappen en woeste bergketens. Voor de LOTR fans: het stukje waar we uitzicht op hadden is gebruikt als ‘rugged country south of Rivendel’.
Dan begon de afdaling. Niet te geloven wat voor energie onze Lander nog had. We hebben hem de hele tijd moeten temperen en intomen. Hij leek niet moet te krijgen. Zelf voelden we onze spieren wel, zeker tijdens de afdalingen. En je merkt dat je wel wat vermoeid wordt, maar onze Lander gaf geen kick.
We dachten dat hij in de mobilhome de camping niet zou halen, of toch niet in wakkere toestand. Maar nee hoor: hij was nog springlevend en heeft nog de rest van de namiddag en avond met ons Fien aan het rondcrossen geweest op de camping. Hele dikke chapeau: 1250 hoogtemeters naar boven en weer terug en 16 kilometers in de benen. Ik hoop dat Juf Ria het ziet zitten om al wandelend les te geven eens we terug zijn ;-).